background image
eten. (Dit is geen overdrijving; we mogen veronderstellen dat
God toelaat dat zij de honger sterk voelen knagen, opdat het
wonder straks te meer zal opvallen).
Toen de apostelen dit vernamen, gingen zij tot Jezus en
verzochten Hem zijn leerrede te willen sluiten, opdat de mensen
zich nog vóór de nacht herbergen zouden kunnen zoeken en brood
kopen, aangezien zij het bijna bestierven van de honger.
Jezus echter antwoordde: “Zij moeten daarom niet
weggaan; ge kunt gijzelf hun te eten geven.”
Hierop reageerde Filippus: “Verlangt Gij dat wij voor een paar
honderd denariën brood gaan kopen om hun wat te eten te
geven?” Hij zei dit niet zonder een gevoel van afschrik, want hij
vreesde dat Jezus Hem de vervelende karwei zou opdragen om in
de omstreken voor al die mensen brood te gaan kopen en het met
onzeglijke moeite naar hier te slepen.
Maar Jezus antwoordde hem: “Kijkt eens na hoeveel
broden gij hebt?” en Hij zette zijn lering voort.
Nu was daar een knecht die vanwege zijn heer 5 broden en 2
vissen aan de apostelen ten geschenke had gebracht.
Andreas deelde dit aan Jezus mee, maar maakte daarbij de
bedenking: “Doch wat betekent dit voor zulk een menigte!”
Jezus beval hun die broden en vissen bij Hem te
brengen, en toen ze naast Hem op een zodenbank
stonden, leerde Hij voort over het Onze Vader, en
bepaald over de vraag om het dagelijks brood.
Maar vele mensen werden flauw van de hete honger en hier en
daar schreiden kinderen om wat eten.
Toen zei Jezus tot Filippus: “Waar zullen wij brood
gaan kopen, opdat al die mensen wat te eten
hebben?” Hij zei dit om hem op de proef te stellen,
want Hij wist dat hij er tegen opzag om voor zoveel
volk brood te moeten gaan kopen.
Fascikel 22
2067