background image
Petrus in zijn ijver uit: “Goddank! Meester, zulke gedachten heb
ik niet gehad, toen ik mij bij U aansloot!”
Maar Jezus gaf Petrus een standje, hem zeggende dat
het hem niet toekwam dit uit te spreken en dat Hij
beter gedaan zou hebben met Hemzelf dit te laten
zeggen.
Genezing van een blindgeborene (Mk. 8, 22-26).
Zij kwamen in de namiddag te Betsaïda en gingen in het huis van
Andreas (aan de noordkant van de stad) om zich een weinig te
verkwikken en zich van brood en spijzen te voorzien. Zij werden
niet gestoord door toeloop, doordat het volk niet wist waar Jezus
gebleven was en daarop uiteengegaan was.
Hier in Betsaïda was een blindgeboren grijsaard. Tot nog toe
had Jezus hem nooit genezen. Nu bracht men hem weer
hier aan en daar zij op het punt stonden naar het schip terug te
keren, smeekte men Jezus met aandrang hem eerst te genezen.
De Heer nam hem bij de hand met zich mee buiten de
stad en hier onder zijn apostelen en leerlingen
raakte Hij de ogen van de blinde met zijn tong en
met speeksel aan, legde hem zijn handen op en vroeg
hem of hij iets zag.
De man deed de ogen open keek strak voor zich uit en zei: “Ik zie
de mensen wandelen zo groot als bomen.”
Hierna legde Jezus hem nogmaals de handen op de
ogen en deed hem weer kijken.
Nu zag de man goed en Jezus zei hem dat hij zich
huiswaarts moest spoeden, God bedanken en niet in
de stad rondlopen om zich op zijn genezing ijdel te
beroemen.
Fascikel 23
2214