background image
Wanneer met de avond de 15e Nisan begon, aten zij het paaslam.
(cfr. nrs. 450, 1757, 1763). Hun klederen waren opgeschort; zij
hadden nieuwe zolen aan en een stok in de hand. Eerst hieven zij
gezangen aan: “Gezegend zij de Heer, de God van Israël!”
Ook “Geloofd zij de Heer!” en zij plaatsten zich aan beide zijden
met opgeheven handen twee en twee tegenover elkander en
naderden zo tot de tafel (cfr. nr. 1759).
Aan de tafel waaraan Jezus met de apostelen at, vervulde zijn
verwant Heli van Hebron de rol van huisvader.
Lazarus deed dit aan de tafel van zijn huisgenoten en vrienden.
Aan een 3e tafel was het Heliakim, de zoon van Kleofas, en
aan de 4e vierde tafel was het Judas Barsabas.
Hier aten 36 leerlingen het paasmaal.
Na het gebed werd aan de huisvader een beker wijn gebracht, die
hij, na hem gezegend en ervan gedronken te hebben, rondgaf.
Hierna waste hij zich de handen. Op de tafel stonden het paaslam,
een schotel met paaskoeken, een schaal met een bruin moes, en
een schaal met een saus, ook ene met kleine bosjes bittere
kruiden, en ene waarop groen kruid als groeiend gras rechtop en
dicht bijeenstond; ik ken een soortgelijk kruid. Kon ik maar gaan,
ik zou het gaarne gaan zoeken. Als kind zocht ik het dikwijls en
at het ook gaarne. Het heeft fijne steeltjes, is geelachtig groen,
heeft bladertjes als van klaver en bloeit met witte bloempjes; het
groeit graag onder dikke hagen. Als kind ben ik er dikwijls onder
gekropen om het te zoeken. Ik heb ook wel gezien dat de Joden
het plukten en lustten, maar ik weet niet of zij het kenden.
(Zij bedoelt de zogenaamde hazeklaver, noteert hier Brentano).
De huisvader verdeelde dan het lam en deelde het rond en zij
verorberden het in allerijl. Zij sneden een weinig van het dichte
kruid af, doopten het in de saus en aten het. De huisvader brak
ook een van de paaskoeken en legde een stukje daarvan onder het
tafeldoek, en dit alles gebeurde vlot en zeer snel, onder allerhande
gebeden en gereciteerde formules, en zij leunden middelerwijl
tegen hun zetels. Daarna ging nogmaals een beker rond en de
Fascikel 23
2249