background image
dezen over Hem spraken. (Voor deze passage, zie Joa. 5, 16-
47).
Johannes 5
Een genezing op sabbat
1. Daarna was er een feest der Joden en Jezus ging op naar Jeruzalem.
2. Nu is er te Jeruzalem bij de Schaapspoort een bad, dat in het Hebreeuws de bijnaam Betesda
draagt, met vijf zuilengangen.
3. Daarin lag een menigte zieken, blinden, verlamden en verschrompelden, [die wachtten op de
beweging van het water.
4. Want van tijd tot tijd daalde een engel des Heren neder in het bad; dan bewoog het water;
wie er dan het eerst in kwam na de beweging van het water, werd gezond, wat voor ziekte hij
ook had.]
5. En daar was een man, die reeds achtendertig jaar lang ziek geweest was.
6. Hem zag Jezus liggen en daar Hij wist, dat hij daar reeds lange tijd was, zeide Hij tot hem:
Wilt gij gezond worden?
7. De zieke antwoordde Hem: Here, ik heb geen mens om mij, zodra er beweging komt in het
water, in het bad te werpen; en terwijl ik onderweg ben, daalt een ander vóór mij af.
8. Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw matras op en wandel.
9. En terstond werd de man gezond en nam zijn matras op en ging zijns weegs. Nu was het
sabbat op die dag.
10. De Joden dan zeiden tot de genezene: Het is sabbat en dan moogt gij uw matras niet
dragen.
11. Doch hij antwoordde hun: Die mij gezond gemaakt heeft, die heeft tot mij gezegd: Neem
uw matras op en ga uws weegs.
12. Zij vroegen hem: Wie is de mens, die tot u gezegd heeft: Neem op en ga uws weegs?
13. En de genezene wist niet, wie het was; want Jezus was ontweken, omdat er een (grote)
schare op die plaats was.
14. Daarna vond Jezus hem in de tempel en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden;
zondig niet meer, opdat u niet iets ergers overkome.
15. De man ging heen en zeide tot de Joden, dat het Jezus was, die hem gezond gemaakt had.
16. En daarom wilden de Joden Jezus vervolgen, omdat Hij deze dingen op sabbat deed.
17. Maar Hij antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook.
18. Hierom dan trachtten de Joden des te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen de sabbat
schond, maar ook God zijn eigen Vader noemde en Zich dus met God gelijkstelde.
Jezus’ getuigenis van Zichzelf
19. Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets
doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de
Zoon evenzo.
20. Want de Vader heeft de Zoon lief en toont Hem al wat Hij zelf doet, en Hij zal Hem grotere
werken tonen dan deze, opdat gij u verwondert.
21. Want gelijk de Vader de doden opwekt en doet leven, zo doet ook de Zoon leven, wie Hij
wil.
22. Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven,
23. opdat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader
niet, die Hem gezonden heeft.
24. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden
heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het
leven.
25. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de
Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven.
Fascikel 23
2257