background image
tot het bewustzijn poogde terug te brengen: ”Hij is dood, ja, hij is
dood!”
Maar Jezus nam hem bij de hand en de jongen was
fris en gezond. Jezus gaf hem aan zijn vader met een
vermaning terug; deze dankte Hem met tranen en lofzangen
en alle aanwezigen prezen de macht en heerlijkheid van God.
Dit alles geschiedde een kwartier ten oosten van die kleine stad
aan de Tabor, waar Jezus het vorige jaar (op 22 november of 3
Kislew) de melaatse kasteelheer genezen had. Deze had Jezus
door zijn oppassend knaapje laten roepen (fasc. 20, nr. 882)632.
Jezus hield zich hier niet langer op dan tot 9 uur in de morgen.
Hij bracht geen bezoek aan de stad, nam nergens zijn intrek en
reisde, na eerst nog enige zieken genezen te hebben,
met de leerlingen voorbij Kana door het dal der baden van Betulië
naar het stadje Dotaïn (Dotaïn 1; 6 km ten noordwesten van
Magdalum), waarbij Maria Magdalena bekeerd geworden was
(fasc. 21, nr. 989) en dat 3 uren van Kafarnaüm ligt; zij reisden
632 Et-Tireh (= ± Iksal = ± Kislot-Tabor). – Dit stadje lokaliseerden wij reeds
een half uur ten noorden van Iksal of Kislot-Tabor, dus 4 km ten westen van
de plaats waar Jezus de maanzieke jongeling genezen heeft, een half uur
ten oosten van Nazareth, ter plaats waar men nu op gedetailleerde kaarten
het plaatsje et-Tireh vindt.
Fascikel 24
2297