background image
Wie is de grootste in het hemelrijk
(Mt. 18, 1-5; Mk. 9; 32-36; Lk. 9, 46-48).
1203.
Daarna ondervroeg Jezus de leerlingen nopens
datgene, waarover zij gisteren op de weg naar
Dotaïm (= Dotaïn) geredetwist hadden. Zij zwegen,
want het was daarover, wie onder hen de grootste of eerste
in het Hemelrijk zou wezen. Maar Hij zag hun
gedachten, ging neerzitten en zei hun: “Wie de eerste
wil zijn, die moet de laatste van allen zijn en aller
dienaar.” Hij onderrichtte hen over deze
grondwaarheid, en zegde hun meteen ook de reden
waarom Hij gisteren de jongeling niet aangenomen
had.
‘s Namiddags ging Hij met de 12 en alle leerlingen naar
Kafarnaüm, waar heden voor de van Jeruzalem teruggekeerde
pelgrims een soort volksfeest was. De straten en huizen waren
bont bebloemd en groen bekransd. De kinderen, de grijsaards, de
vrouwen en scholen kwamen de terugkerenden tegemoet, die in
groepen, gelijk een processie, door de straten togen en de huizen
van hun vrienden en van de aanzienlijke burgers bezochten.
De Farizeeën en vele anderen trokken heel vriendschappelijk en
vertrouwelijk met Jezus en de leerlingen rond, maar vormden dan
soms weer, zich van hen afscheidend, een aparte groep.
buiten: een hele school chromis begint haar speurtocht door het Meer
Gennezaret. De kleintjes zijn vlug genoeg om hun vele vijanden te
ontvluchten, tot ze vroeg of laat in het net van een visser terechtkomen.
Als het werkelijk deze vis is die Petrus ophaalde, is het verstaanbaar dat hij
een geldstuk in zijn bek kon houden en toch naar het lokaas kon happen,
zonder zijn schat te verliezen. De stater zat nl. in de grote mondholte als in
een zak verborgen.
Vandaar dat één van de 8 ‘chromis’-soorten de naam gekregen heeft van
‘Chromis-Simonis’, d.i. ‘van Petrus’. (Ontleend aan een H. Landnummer.
Niet genoteerd welk.)
Fascikel 24
2309