background image
niet tot zijn leerlingen behoorde en toch duivelen in zijn naam had
uitgedreven. Jezus berispte hen hierover streng en
leerde nog lang voort in die zin (Lk. 9, 49-50).
Volgens het zeggen van de zienster was het bij deze
gelegenheid dat Petrus gevraagd heeft hoe dikwijls
men vergeven moet, en dat Jezus ook de parabel
verteld heeft van de koning die van zijn dienaren
rekenschap vraagt. Kortom, al wat in het 18e hoofdstuk van
Matteüs’ Evangelie staat, beweert zij in deze omstandigheid
gehoord te hebben.
Matteüs 18
De grootste in het Koninkrijk der hemelen – Verleiding
1. Op dat ogenblik kwamen de discipelen bij Jezus en vroegen: Wie is wel de grootste in het
Koninkrijk der hemelen?
2. En Hij riep een kind tot Zich, plaatste dat in hun midden,
3. en zeide: Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij
het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan.
4. Wie nu zichzelf gering zal achten als dit kind, die is de grootste in het Koninkrijk der
hemelen.
5. En een ieder, die zulk een kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij.
6. Maar een ieder, die één dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter
voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de
diepte der zee.
7. Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee
die mens, door wie de verleiding komt.
8. Indien uw hand of uw voet u tot zonde verleidt, houw hem af en werp hem weg. Het is beter
voor u verminkt of kreupel ten leven in te gaan, dan met twee handen of twee voeten in het
eeuwige vuur geworpen te worden.
9. En indien uw oog u tot zonde verleidt, ruk het uit en werp het van u. Het is beter voor u met
één oog ten leven in te gaan, dan met twee ogen in het hellevuur geworpen te worden.
10. Ziet toe, dat gij niet één dezer kleinen veracht. Want Ik zeg u, dat hun engelen in de
hemelen voortdurend het aangezicht zien van mijn Vader, die in de hemelen is.
11. [Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te behouden.]
Het verloren schaap
12. Wat dunkt u? Indien een mens in het bezit is gekomen van honderd schapen en één ervan
raakt verdwaald, zal hij dan niet de negenennegentig op de bergen laten en heengaan om het
dwalende te zoeken?
13. En gebeurt het, dat hij het vindt, voorwaar, Ik zeg u, dat hij zich over dat ene meer
verblijdt dan over de negenennegentig, die niet verdwaald waren.
14. Zó bestaat bij uw Vader, die in de hemelen is, de wil niet, dat één dezer kleinen verloren
gaat.
Zonde van een broeder – Binden en ontbinden
15. Indien uw broeder zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen.
Fascikel 24
2311