background image
materie vulde en daarna toedekte en met boompjes beplantte,
zodat er niets meer van te bemerken viel. Aan die explosieve
brandstof kon men heimelijk het vuur aanbrengen, zodat er een
ontploffing plaats had, waardoor alles als zand in de lucht vloog
en de bodem instortte. Zulke toebereidselen werden in een wijde
omtrek rond de vestingsmuren gemaakt.
Hier waren vele armen die alle afbraak (stenen, palen, enz.)
kregen en wegvoerden. Velen zochten ook hout in de grachten en
grote beenderen en allerlei weggeworpen huisraad. Tot het slijk
toe voerden zij op hun velden.
Onder deze arme buitzoekers bevonden zich onbekend en
verkleed verwante vrouwen van Joannes de Doper; het waren
dochters van Heli, de man van de zuster van Elisabet uit Hebron
en andere vrouwen. Ook de dienstmeid van Joanna Chusa was er
bij, in het geheel zes vrouwen, waaronder er ook uit Jeruzalem
waren, en nog een paar knechten.
Zij hielden zich reeds meerdere dagen tussen deze zoekende
armen en arbeidslieden op, toen eindelijk de enge, diepe en steile
groef gereinigd werd, waarin het hoofd van de heilige Doper
geworpen was; zij waren te weten gekomen – ik meen door
openbaring – dat het weggeschopte hoofd zich in die kelder
bevond; zij baden alle nachten en smeekten onder vasten tot
God dat Hij hen dit hoofd toch zou laten vinden.
De bodem van deze groef was zeer ongelijk; door de berghelling
verhief hij zich; het uiteinde dat het diepste gedeelte was, had men
reeds geruimd; het was volkomen ledig. Men moest langs
vooruitspringende stenen uit deze diepste plaats tot een hoger
plaats opklimmen647, namelijk tot de plaats waar de onreinheden,
647 Langs vooruitspringende stenen. – Zo’n primitieve trap vinden de
oosterlingen in vele gevallen voldoende. “De trap die naar het huisterras
leidt, is dikwijls niet anders dan zulk een steenladder.” (’t H.L. 1e jg. 31).
“Te Kana daalt men in de bron af langs vooruitspringende stenen, die in het
cirkelvormig metselwerk aangebracht zijn.” (D.B. Cana, k. 117).
Fascikel 24
2361