background image
26. Maar al het vet zal hij op het altaar in rook doen opgaan, zoals het vet van het vredeoffer.
Zo zal de priester over hem verzoening doen voor zijn zonde, en het zal hem vergeven worden.
27. Indien iemand uit het volk des lands zonder opzet gezondigd heeft door een van de dingen
te doen, die de HERE verboden heeft, en dus schuldig geworden is,
28. dan zal hij, als hem de zonde die hij begaan heeft, bekend geworden is, voor de zonde die
hij begaan heeft, als zijn offergave een geit, een gaaf dier van het vrouwelijk geslacht,
brengen.
29. Hij zal zijn hand op de kop van het zondoffer leggen en het zondoffer slachten op de plaats
van het brandoffer.
30. En de priester zal met zijn vinger een deel van het bloed nemen en het strijken aan de
horens van het brandofferaltaar; al het overige bloed zal hij aan de voet van het altaar
uitgieten.
31. Maar al het vet ervan zal hij wegnemen, zoals het vet bij het vredeoffer weggenomen
wordt, en de priester zal het op het altaar in rook doen opgaan, tot een liefelijke reuk voor de
HERE. Zo zal de priester over hem verzoening doen, en het zal hem vergeven worden.
32. Indien hij een schaap brengt als zijn offergave ten zondoffer, dan zal hij een gaaf dier van
het vrouwelijk geslacht brengen.
33. Hij zal zijn hand op de kop van het zondoffer leggen en het slachten ten zondoffer op de
plaats waar men het brandoffer pleegt te slachten.
34. En de priester zal met zijn vinger een deel van het bloed van het zondoffer nemen en het
strijken aan de horens van het brandofferaltaar; al het overige bloed zal hij aan de voet van het
altaar uitgieten.
35. Maar al het vet ervan zal hij wegnemen, zoals het vet van het schaap van het vredeoffer
weggenomen wordt, en de priester zal het op het altaar in rook doen opgaan op de vuuroffers
des HEREN. Zo zal de priester over hem verzoening doen voor de zonde die hij begaan heeft,
en het zal hem vergeven worden.
***
Leviticus 5
1. Wanneer iemand zondigt, in geval hij een overluid gesproken vervloeking hoort en getuige is,
hetzij hij het zelf gehoord heeft of het te weten gekomen is, dan draagt hij, indien hij het niet
aanbrengt, zijn ongerechtigheid.
2. Of als iemand iets onreins aanraakt, hetzij het aas van een onrein wild dier, of van een
onrein stuk vee, of van een onrein kruipend dier, zonder er zich van bewust te zijn, dan is hij
onrein en schuldig.
3. Of wanneer hij de onreinheid van een mens aanraakt, door welke onreinheid hij ook maar
onrein geworden is, zonder er zich van bewust te zijn, en hij bemerkt het, dan is hij schuldig.
4. Of wanneer iemand onbezonnen een eed uitspreekt, om iets te doen, hetzij kwaad, hetzij
goed, hoe een mens ook maar in een eed onbezonnen spreken kan, zonder er zich van bewust
te zijn, en hij bemerkt het, dan is hij schuldig aan een van deze dingen.
5. Wanneer hij nu aan een van deze dingen schuldig is, dan zal hij belijden, waarin hij
gezondigd heeft,
6. en aan de HERE als boete voor de zonde die hij begaan heeft, een dier van het vrouwelijk
geslacht uit het kleinvee, een schaap of een geit, ten zondoffer brengen; zo zal de priester over
hem voor zijn zonde verzoening doen.
7. Maar indien zijn draagkracht ontoereikend is voor een stuk kleinvee, dan zal hij als boete
voor de zonde die hij gedaan heeft, twee tortelduiven of twee jonge duiven de HERE brengen,
een ten zondoffer en een ten brandoffer.
8. Hij zal ze tot de priester brengen, en deze zal het eerst offeren die, welke ten zondoffer
bestemd is. En hij zal haar kop van haar nek afknijpen, maar die niet afscheiden.
9. Hij zal van het bloed van het zondoffer tegen de zijde van het altaar sprenkelen, maar wat
van het bloed overblijft zal aan de voet van het altaar uitgedrukt worden; het is een zondoffer.
Fascikel 24
2424