background image
Alleen enkele beken in het hoogste gedeelte van de Troödos drogen 
nooit uit in hun bovenloop.  Zelfs de Pedias en de Djalias staan in de 
zomer maandenlang droog.   
Om water te hebben verzamelt men het in voorraadputten in de 
regentijd.  Deze valt samen met de winter, zoals in Palestina; het klimaat 
is overigens geheel hetzelfde als in het H. Land; de regenval is er ook het 
sterkst in de bergstreken, vooral in het Troödosgebergte en in dit 
gebergte is zelfs de sneeuwval aanzienlijk.   
In het zuid‐, vooral zuidwestgedeelte van het eiland zijn de beken rijker 
van water voorzien.  Het verbruik ervan is door staatswetten en aloude 
gebruiken en rechten geregeld.  
 
Oudtijds was Cyprus zeer bebost.  Na eeuwen van Arabisch en Turks 
Vandalisme en bosuitrooiing was het nog 17 % met woud bedekt.   
In deze eeuw is die oppervlakte weer verdubbeld, maar nog vragen zeer 
vele voor bos geschikte delen van het land om beplanting.  De 
voornaamste bomen zijn: 3 soorten van pijnbomen of sparren.   
De cipres vindt men vooral in het noordelijk gebergte, doch ook in de 
Troödos, waar de terpentijnbomen eveneens talrijk zijn.  Pogingen 
worden aangewend om vooral de cederboomwouden uit te breiden.   
Ook verdienen vermelding: de eik, platanus, acacia, olijf‐ en St‐
Jansbroodboom, de terebint‐, mastik‐ en elzenboom, de populier, de 
jeneverstruik, de mirte, enz.  
 
Van februari tot mei toveren de wilde bloemen de vlakten van Cyprus 
om tot een paradijs dat de ogen verrukt.  Is hier de bloeitijd voorbij, dan 
begint hij in de hogere zones.   
De herfst heeft zijn eigen bloemen.   
Bloemen die hier zeldzaam zijn en grote zorgen vergen, zoals jacinten, 
anemonen, ranonkels en de geurige Hennaplant (Cyprusbloem) groeien 
daar in het wild; ze herscheppen velden en berghellingen tot grootse 
bloembedden.   
De gele welriekende Cyprusbloem die in trossen groeit zou een 
bijzondere beschrijving verdienen, omdat ze zeer eigen is aan Cyprus en 
Fascikel 25
2490