background image
5. Daarop zeide de HERE tot Mozes: Ga vóór het volk uit en neem enige van de oudsten van
Israël met u; neem ook de staf waarmee gij de Nijl geslagen hebt, in uw hand en ga heen.
6. Zie, Ik zal daar vóór u op de rots bij Horeb staan; dan zult gij op de rots slaan en daaruit zal
water te voorschijn komen, zodat het volk kan drinken. En Mozes deed alzo voor de ogen van
de oudsten van Israël.
7. Hij noemde die plaats Massa en Meriba, wegens de twist der Israëlieten en omdat zij de
HERE op de proef gesteld hadden door te zeggen: Is de HERE in ons midden of niet?
Overwinning op Amalek
8. Toen kwam Amalek en streed tegen Israël te Refidim.
9. En Mozes zeide tot Jozua: Kies ons mannen uit, trek uit, strijd tegen Amalek, morgen zal ik
op de heuveltop staan met de staf Gods in mijn hand.
10. Jozua nu deed, zoals Mozes tot hem gezegd had en streed tegen Amalek; maar Mozes,
Aäron en Chur hadden de heuveltop bestegen.
11. En wanneer Mozes zijn hand ophief, had Israël de overhand, maar wanneer hij zijn hand liet
zakken, had Amalek de overhand.
12. Toen de handen van Mozes zwaar werden, namen zij een steen, legden die onder hem neer,
zodat hij daarop kon gaan zitten; en Aäron en Chur ondersteunden zijn handen, de een aan de
ene en de ander aan de andere zijde, zodat zijn handen onbeweeglijk bleven tot
zonsondergang.
13. Zo overwon Jozua Amalek en diens volk door de scherpte des zwaards.
14. En de HERE zeide tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en prent het Jozua in,
dat Ik de herinnering aan Amalek onder de hemel volledig zal uitwissen.
15. Toen bouwde Mozes een altaar en noemde het: de HERE is mijn banier.
16. En hij zeide: De hand op de troon des HEREN! De HERE heeft een strijd tegen Amalek, van
geslacht tot geslacht.
***
Exodus 18
Bezoek van Jetro
1. En Jetro, de priester van Midjan, de schoonvader van Mozes, hoorde alles wat God voor
Mozes en zijn volk Israël gedaan had, dat de HERE Israël uit Egypte had geleid.
2. Toen nam Jetro, de schoonvader van Mozes, Sippora, de vrouw van Mozes – nadat deze haar
had weggezonden –
3. benevens haar beide zonen; van wie de ene Gersom heette, want, had hij gezegd, ik ben een
vreemdeling geweest in een vreemd land,
4. en de andere Eliëzer, want de God van mijn vader is mijn hulp geweest en heeft mij gered
van het zwaard van Farao.
5. Toen Jetro, de schoonvader van Mozes, met diens zonen en vrouw bij Mozes kwam in de
woestijn, waar hij gelegerd was bij de berg Gods, liet hij aan Mozes zeggen:
6. Ik, uw schoonvader Jetro, kom tot u met uw vrouw en haar beide zonen.
7. Daarop ging Mozes zijn schoonvader tegemoet, boog zich voor hem neer en kuste hem; zij
vroegen naar elkanders welstand en gingen naar de tent.
8. Toen vertelde Mozes zijn schoonvader al wat de HERE Farao en de Egyptenaren had
aangedaan ter wille van Israël, alle moeiten die hen onderweg getroffen hadden, en hoe de
HERE hen had gered.
9. En Jetro verheugde zich over al het goede dat de HERE aan Israël gedaan had, dat Hij het uit
de macht der Egyptenaren had gered.
10. En Jetro zeide: Geprezen zij de HERE, die u gered heeft uit de macht der Egyptenaren en
van Farao.
11. Nu weet ik, dat de HERE groter is dan alle goden; want Hij heeft het volk uit de macht der
Egyptenaren gered, omdat dezen overmoedig tegen hen waren opgetreden.
Fascikel 26
2591