background image
Na hun aanlanding hield Jezus op een hoogte, ongeveer een half
uur van de scheepswerf van Petrus, nog een toespraak tot
hen. Hij lichtte hen in, hoe zij zich in twijfelachtige
gevallen en omstandigheden moesten gedragen.
Zij hadden Hem verteld hoe zij zijn vermaningen, lessen en
parabelen verhaald hadden en vroegen Hem of dit of dat op die
manier goed weergegeven was. Ja, sommige brokstukken
herhaalden zij voor Jezus geheel, om zijn oordeel erover te
vernemen en eventueel op een fout gewezen te worden.
Jezus beantwoordde al hun vragen en beloofde hun
dat Hij, na tot zijn Vader weergekeerd te zijn, hun de
H. Geest zou zenden (cfr. Joa. 16, 13), en dat zij dan
altijd zouden kunnen leren zonder zich te vergissen.
(Door deze passage wordt de nota bevestigd, die wij geplaatst 
hebben in fasc. 23, nr. 1178, voetnoot 621).  
Onder deze lering waren ook nog Judas en Filippus, Barnabas en
Mnason met zijn broer aangekomen. Zij kwamen van Joppe en
brachten de tijding van de aangelande Cyprioten.
Nog andere leerlingen kwamen eveneens aan, en ik meen dat er
reeds wel 60 van de uitgezondenen terug bijeen zijn, buiten
verscheidene boden en helpers.
Velen kwamen zeer vermoeid aan met gescheurde en versleten
klederen. Zij werden gelaafd en verkwikt en ontvingen een nieuw
stel klederen. Juist hierom zijn ook de H. Vrouwen hier
verzameld, om de terugkomenden van al het nodige te voorzien,
alles te verversen en ook om, op hun aanwijzingen, aan andere
armen steun te bezorgen.
Heden waren vijf Farizeeën en enige andere mannen Jezus op het
Meer nagevaren; zij hadden gemeend dat Hij naar de overkant
naar de één of andere kustplaats wilde varen om daar het woord
tot het volk te richten; zij wilden Hem gaan bespieden, maar
bedrogen moesten zij onverrichterzake terugkeren.
Fascikel 26
2754