background image
Onzekerheid bij de Farizeeën en vele leerlingen
betreffende de persoon van Jezus.
1415.
Wanneer ik het hele leven, de handel en wandel van Jezus en van
de zijnen overdenk, dan is het voor mij een evidente en
uitgemaakte zaak dat, kwam Hij in onze tijd onder de mensen,
Hem nog veel meer hinderpalen in de weg gelegd zouden worden.
Hoe vrij kon Hij, en hoe vrij konden ook al de zijnen gaan en
keren, genezen en leren.
Buiten de gans verharde, zelfgenoegzame en laatdunkende
Farizeeën, verhindert Hem om zo te zeggen niemand.
En de Farizeeën zelf weten niet wat van Hem te denken.
Zij weten wel dat de tijd van de vervulling der Belofte gekomen
is, dat de profetieën in vervulling gaan en zij zien iets
onweerstaanbaars, heiligs en wonderbaarlijks in Hem.
Hoe dikwijls zie ik hen de profeten zitten naslaan, hun uitspraken
vergelijken met de uitleg die hun oude leraren ervan hebben
gegeven, maar nooit willen zij buigen, want zij verwachten Hem
geheel anders en menen dat Hij hun vriend en beroepsgenoot
moet zijn, en anderzijds vrezen zij nog zich aan Jezus te
vergrijpen.
Ook vele leerlingen menen dat Hij nog een geheime macht tot zijn
beschikking heeft en dat er een overeenkomst bestaat tussen Hem
en een vreemd volk of uitheemse koning, met wiens hulp Hij eens
de troon te Jeruzalem zal beklimmen, als de heilige koning van
een deugdzaam volk, en dat zij dan in zijn Rijk hoge ambten
zullen bekleden en ook deugdzaam en wijs zullen zijn.
Jezus laat hen nog enige tijd bij die opvatting.
Andere nemen de zaken meer geestelijk en hemels op, zonder
nochtans een inzicht te hebben in het mysterie van de vernedering
tot de kruisdood toe; weinigen zijn er reeds toe gekomen alleen te
handelen uit kinderlijke, heilige liefde en op goddelijke ingeving.
Fascikel 26
2755