background image
Jezus gaat naar Kana.
1416.
24 juni. –
Alle H. Vrouwen en Maria zijn deze morgen naar Kana gegaan.
Daar woont Maria van Kleofas, die nog jonge kinderen heeft (zie
familieboom). De dienstmeiden van Maria en van Andreas
bleven in het huis.
‘s Namiddags begaf ook Jezus zich met de 9 apostelen, met
Natanael de bruidegom en enige anderen, die van Kana waren,
naar deze stad. De weg naar Kana is zeer aangenaam en bestaat
grotendeels uit dreven en aangename paden. De gevolgde weg
loopt een groot eind door het land Gennezaret, dat begint achter
de grote rotsheuvel (Oreimeh) die zich ten zuiden van Kafarnaüm
verheft, en waarop Serobabel, na hem geëffend te hebben, tuinen
en wijngaarden aangelegd heeft. Deze landstreek begint met de
aangename wildernis, waarvan ik onlangs gesproken heb naar
aanleiding van het dorp van Serobabel. (Het is de bij-wadi van de
wadi Djamoes). De landstreek Gennezaret strekt zich uit door de
bergengte van Magdalum, dat zelf daartoe behoort, voorbij
Gabara en daarachter (meer zuidelijk) om Tiberias tot tegen
Tarichea, nu dichter, dan wat minder dicht bij het Meer.
Het meertje der baden van Betulië en al die heerlijke gewesten
daar maken er deel van uit, als men het land Gennezaret in zijn
gehele uitgestrektheid beschouwt. Het is een verrukkelijk,
weelderig land, vol pracht, lustkastelen en tuinen met beken en
aangename watervallen en paden, loofhutten en bosschage vol
mooie dieren en vogelen. Granen zijn er niet, maar de heerlijkste
vruchten en bloemen, heuvelen, schitterend van kleuren, die er als
piramiden van bloemen uitzien; het gewest is overal ingesloten,
hetzij door het Meer, hetzij door rotsheuvels met gebouwen en
tuinen en er loopt geen openbare grote weg door, doch slechts
voetpaden doorkruisen het.
Fascikel 26
2756