background image
20. En Samuël zeide tot het volk: Vreest niet; wel hebt gij al dit kwaad bedreven, maar wijkt
niet langer van de HERE af, dient de HERE met uw ganse hart.
21. Gij zult niet afwijken achter de ijdelheden, die baten noch redden kunnen; slechts ijdelheid
zijn zij.
22. Want de HERE zal zijn volk niet verstoten, om der wille van zijn grote naam. De HERE heeft
immers verkozen u tot zijn volk te maken.
23. Wat mij betreft, het zij verre van mij, dat ik tegen de HERE zou zondigen door op te houden
voor u te bidden; ik zal u de goede en rechte weg leren.
24. Vreest slechts de HERE en dient Hem trouw met uw ganse hart, want ziet, welke grote
dingen Hij onder u gedaan heeft.
25. Maar indien gij toch kwaad doet, zult gij zowel als uw koning weggevaagd worden.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Hij legde de aftredingsrede van Samuel uit op een
wijze die voor de Farizeeën nieuw en aanstotelijk
was, want Hij legde Samuels woorden in de mond
van God de Vader en van zijn Zoon, die Hij gezonden
had, zodat men wel kon voelen dat Jezus op zijn
Vader de woorden van Samuel toepaste: “Ik ben oud
en grijs geworden.” (I Sam. 12, 2)767.
767 Van Samuels woorden, God in de mond gelegd: (“Ego autem senui et
incanui”) = “ Ik ben nu oud en witgrijs.” (I. Sam. 12, 2) kon K. zich de uitleg
niet meer herinneren.
Ons inziens zal de Heiland hier verwezen hebben naar het Boek Daniël, 7,
13-14, waar Iemand als een Mensenzoon geleid wordt tot vóór de troon van
‘de Oude van dagen’ (God), die Hem gaf heerlijkheid, heerschappij en
koningschap over alle volken, naties en talen, een macht die nooit zou
vergaan, een koninkrijk dat eeuwig zou duren.
Zo getuigt Jezus zelf in het Evangelie: “Mij is alle macht gegeven in de
hemel en op de aarde.” (Mt. 28, 18).
De woorden: “dit zijn dan zo bijkomstige gedachten van mij”, (“dass sind
dann zo Nebengedanken von mir”), slaan ons inziens op het onmiddellijk
voorafgaande: “Mij werd inwendig te kennen gegeven waarom God de
Vader als een grijsaard afgebeeld wordt”,
want hoewel dit de zienster ingegeven werd, behoort dit toch niet tot de
uitleg van Jezus, maar wel het vervolg behoort ertoe.
Dit blijkt immers uit meerdere uitdrukkingen: “Hij legde dit uit … volgens
Jezus’ verklaring, enz.”
Fascikel 26
2782