background image
Voorts maakte Hij ook gewag van:
-
het verzamelen van schatten voor de hemel,
-
van het zich bevrijden van wereldse zorgen,
-
van de onmogelijkheid twee heren te dienen,
-
van het niet oordelen en veroordelen van anderen,
-
van blinden die door andere blinden geleid
worden,
-
van de splinter in het oog van anderen en de balk
in zijn eigen oog,
-
van het gebed waarin men moet volharden,
kloppend tot de deur geopend wordt;
-
ook van het gebod: doet aan anderen wat ge wilt
dat anderen aan u doen;
-
van de enge poort en de brede weg,
-
van de valse profeten,
-
van de slechte boom die geen goeie vruchten kan
voortbrengen en
-
van deze grondwaarheid: “Waar uw schat is, daar
zal uw hart zijn”;
-
van het roepen van velen: “Heer! Heer!” dat
afgewezen wordt;
De grote vasten, door K. hier vermeld als aanstaande, valt op 17 Tammuz
zelf, dus heden, als hij niet om de een of andere reden verschoven werd.
De reden was veelvoudig:
-
het verbrijzelen van de wettafelen, Ex. 32, 19;
-
de inname van Jeruzalem en de verwoesting van zijn muren onder
Nabuchodonosor;
-
het opstellen van afgodsbeelden door Epistemon.
Latere Joden vastten ook nog om
-
de onderbreking van het eeuwig offer, als Titus Jeruzalem belegerde, en
-
om de vernietiging van de tempel.
Fascikel 26
2797