background image
Op dezelfde wijze deed Hij met de overige rijen en Hij
bewees tenslotte dezelfde liefdedaad aan de
zuigelingen, die Hij op de armen van hun moeders
zegende en streelde.
Mij werd gezegd dat alle kinderen, die Jezus hier gezegend
heeft, een inwendige genade bekomen hebben en later
allemaal christenen geworden zijn.
In deze stad zijn wel 1.000 kinderen bij Jezus geweest, want ik
geloof dat deze toeloop meerdere dagen geduurd heeft.
(Bedoeld moet zijn de toeloop in de verschillende dorpen in deze 
streek, zoals het op te maken is uit het woord van Katarina, dat we 
citeerden in de inleidingsnota).  
De jongeling van wie sprake is in het Evangelie van Matteüs (19,
16-26), bood zich hier bij Jezus aan, terwijl deze de kinderen
zegende. Hij kwam uit de massa mensen die tegenover de
kinderen stonden. Gedurende de kinderzegening hadden nog
meer zulke onderbrekingen plaats.
Matteüs 19 (16-26)
De rijke jongeling
16. En zie, iemand kwam tot Hem en zeide: Meester, wat voor goed moet ik doen om het
eeuwige leven te verwerven?
17. Hij zeide tot hem: Wat vraagt gij Mij naar het goede? Eén is de Goede. Maar indien gij het
leven wilt binnengaan, onderhoud de geboden.
18. Hij zeide tot Hem: Welke? Jezus zeide: Deze: Gij zult niet doodslaan, gij zult niet
echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven,
19. eer uw vader en uw moeder, en gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
20. De jongeling zeide tot Hem: Dat alles heb ik in acht genomen; waarin schiet ik nog te kort?
21. Jezus zeide tot hem: Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het
aan de armen, en gij zult een schat in de hemelen hebben, en kom hier, volg Mij.
22. Toen de jongeling [dit] woord hoorde, ging hij bedroefd heen, want hij bezat vele goederen.
23. Jezus zeide tot zijn discipelen: Voorwaar, Ik zeg u, een rijke zal moeilijk het Koninkrijk der
hemelen binnengaan.
24. Wederom zeg Ik u, het is gemakkelijker, dat een kameel gaat door het oog van een naald
dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat.
25. Toen de discipelen dit hoorden, waren zij zeer verslagen en zeiden: Wie kan dan behouden
worden?
26. Jezus zag hen aan en zeide: Bij de mensen is dit onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen
mogelijk.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Fascikel 27
2836