background image
1540.
Niet ver van de bron stond het grootste tenthuis; het had
verscheidene spitsen en bestond uit vele grote samenhangende
kamers, die door met tapijten behangen traliewanden verbonden
waren. (Durch gespannte und gegitterte Wände … Alle diese
Räume waren ganz mit Teppichen verhängt).
Boven was het gebouw met huiden bedekt en over het algemeen
schoon, kunstvol en vernuftig vervaardigd.
Uit dit tentkasteel kwamen 5 mannen Jezus met takken tegemoet;
elk droeg in de hand een verschillend soort van tak, waaraan ook
een andere vrucht hing;
- de ene droeg een tak met gele bladeren of vruchten,
- de andere een met rode bessen,
- een derde een palmtak,
- de vierde een wijngaardrank met bladeren en een druiventros
eraan, het overige ben ik vergeten.
Zij droegen een wollen rokje, dat van de gordel tot de knieën
reikte en aan de zijden open was; om het bovenlijf tot op de
hartegroef hadden zij een wijde jak aan met ruime plooien; de
mouwen ervan reikten tot de helft van de bovenarm; die jak was
van zeer lichte, bijna doorzichtige wollen stoffe. Van de harteput
tot de gordel waren zij naakt; het waren witte mensen; zij hadden
zwarte, gekrulde, korte baarden; hun lang hoofdhaar hing in
lokken; hun hoofd was met een muts bedekt, die rondom omneer
hing en boven als gedraaid was.
Zij naderden vriendelijk tot Jezus en zijn gezellen, groetten hen en
nodigden ze uit om in de tent te komen, terwijl zij hun de takken
overreikten; aan Jezus gaven zij de wijngaardtak; degene die
Jezus ontving en leidde, droeg ook zulk een tak. In een kamer in
de tent moesten zij op een kussen op een soort van bank plaats
nemen. Het kussen was van voren met kwasten versierd; zij
boden hun hier ook iets als voorgerecht te eten aan; ik meen dat
het vruchten waren; de Heer zegde niet veel tot hen.
Fascikel 27
2983