background image
1595.
De heidense koning die gisteren daar aangekomen was, heette
‘ACICUS’ of ‘AAICUS’.
(Zij kon het woord niet uitspreken en noemde de letters één voor 
één, gelijk bij ‘KUPPES’, en meende dat de Latijnse hoofdletters 
Griekse letters waren).   
De oude dienaar en vriend van die koning was een sterrenlezer.
Hij was als een profeet gekleed, had een lang gewaad aan en een
gordel met vele knopen; hij had een tulband op, waarvan rondom
vele witte strikken en knopen, die van boomwol schenen,
afhingen. Hij had een lange baard; hun gelaatskleur was witter;
zij wilden hier een tijdlang vertoeven; hun vrouwen en ander
gevolg hadden verder achteruit in de vrouwententen (van de
Driekoningenstad) hun intrek genomen; zij kwamen van 2
dagreizen ver.
Ik heb Jezus niet met hen zien spreken, maar ik heb
Hem horen zeggen dat ook zij nog verlicht zullen
worden, en ik heb Hem de barmhartigheid van die
koning jegens de mensen horen prijzen.
De naam van hun land en zeer vele vreemde namen, die ik hier
hoorde, ben ik vergeten. Ik hoorde ook namen als ‘Ormuzd’ en
‘Zorasdat’ (‘Zoroaster’, ‘Ahura-Mazdao’).
geheel uitgestrekt op de grond kan liggen, maar dan is men niet meer
geknield.
Fascikel 27
3065