background image
Zij wachtten reeds enige tijd op Hem en daarom namen zij elke
aankomende vreemdeling goed in acht.
Zodra nu enige burgers Jezus in de stad gezien hadden, liepen zij
naar een groot huis of openbaar gebouw, waarvoor een markt lag,
om daar zijn aankomst te berichten. Men kon op het dakterras
van dat huis rondgaan en daar ver in het rond zien.
De Heer en de jongelingen hadden vóór de poort hun gordels
anders omgebonden en hun klederen neergelaten. Uit het huis dat
mij een school scheen te zijn, kwamen nu verscheidene mannen,
die lange klederen en een gordel met afhangende riemen droegen.
Hun klederen waren tamelijk eentonig van kleur. Om hun hoofd
waren geen doeken gewonden, maar zij droegen mutsen als de
valhoed van kinderen. De bolwrong van die muts bestond uit
pluk of rafeling en uit een kroezige, vlokkige stoffe, haast gelijk
pluimen: ze liep boven met de ribben (of beugels) ineen en deze
vormden daar een soort van vederbos. Tussen die beugels door
kon men het hoofdhaar zien.
(Men kan zich deze beschrijving voorstellen als in het tekeningetje 
hieronder, of als in fasc. 2, nr. 34, of fasc. 5, nr. 134, of fasc. 27, nr. 
1584).  
Deze mannen vielen voor Jezus neer en boden Hem een tak aan.
Één van hen had ook een soort scepter in de hand. Uit het huis
werd een vlag uitgestoken, maar ik weet niet meer wat erop
afgebeeld was. De mannen namen Jezus en de jongelingen in hun
Fascikel 28
3105