background image
Reeds bij zijn laatste prediking hier had de Heer
gebruik van deze rol gemaakt.
Na de terugkomst van de nieuwe leerling gingen zij allen naar de
school (of synagoge); zij staken de lampen aan.
Jezus deed plaats voor zich maken en een leerstoel aanbrengen,
die voorzien was van trappen. Er waren zeer vele mensen; hij
leerde lang uit de voornoemde rol. De gehele stad was in
beweging en sprak van Hem. Op de straat liep het volk bijeen en
ik hoorde velen roepen: “De Zoon van Jozef is hier weer!”
Aansluitend bij die Bijbellezingen werd dan gepreekt.
(Zie hand. 13, 15 : Na de lezingen uit de Wet en de Profeten werden Paulus
en Barnabas door de synagoge-overste van Antiochië in Pisidië uitgenodigd
om een toespraak te houden.)
Uit Jezus’ preek op die 13e en 14e Tammoez, door K. gedeeltelijk
onthouden, menen wij te mogen besluiten dat op die sabbat eerst was
voorgelezen uit Numeri 16, 1-18, 22, waar het inderdaad gaat over Kore en
Abiron, en vervolgens als profetenlezing (Haftarah) I Sam. 11, 14-12, 22.
Volgens Buechler werden de Haftarah-lezingen ingevoerd als protest, eerst
tegen de Samaritanen, (die de Profeten niet bij de Bijbel rekenden), en later
ook nog tegen de Sadduceeën.
We kunnen slechts vermoeden welk historisch feit K. precies op het oog
heeft, als ze ons meedeelt dat de boekrol door Jezus hier gebruikt,
gevonden werd in de tempel, nadat deze 7 jaren zonder dienst verwoest had
gestaan.
Ook in II Kon. Hfst. 22 en 23 lezen wij over de vondst van een schriftrol in de
Tempel, maar veelal wordt aangenomen dat het daar ging om het boek
Deuteronomium.
Ons inziens bedoelt K. hier een andere, meer recente ontdekking (b.v. na de
6 à 7-jarige burgeroorlog onder Alexander Janneüs). Maar of ze ook wil
zeggen dat een schriftrol uit de tempel door Jezus werd gebruikt in de
synagoge van Kafarnaüm???
Misschien wil ze alleen maar zeggen dat Jezus preekte vanuit een bepaald
boek, waarvan men ook een exemplaar teruggevonden had in de Tempel.
En dan ligt het voor de hand te denken aan het anti-farizees boek, waarvan,
volgens de joodse kalender, de officiële verwerping precies op die 14e
Tammoez werd herdacht.
Fascikel 28
3157