background image
Zij bemerkten dat de apostelen weenden. Jezus echter zei
hun zich later tot de apostelen en leerlingen te
wenden, daar de tijd daartoe nu niet geschikt was.
Hij had immers alle macht aan de apostelen gegeven.
Ik zag Jezus op de gehele weg, die Hij op Palmendag gevolgd
was, met hen de stad uitgaan en zich dikwijls met treurige
en ernstige woorden naar de tempel omkeren.
Hij ging met hen nog in de open herberg aan de voet van de
Olijfberg, waar Hij onlangs ‘s avonds geleerd had, sprak
daar nog met meerdere leerlingen en ging dan in het
donker naar Betanië.
Hier zette Jezus in het huis van Lazarus zijn
onderrichtingen voort gedurende het avondmaal,
waarbij de vrouwen dienden; zij (mannen en vrouwen) waren nu
minder gescheiden. Hij bestelde een rijke maaltijd tegen de
volgende avond in het huis van Simon (nrs. 1738-1742).
Zij sliepen ‘s morgens in de zaal rondom tegen de wanden op
kussens die zij open rolden.
Heden was het zeer stil in Jeruzalem. In de tempel waren geen
Farizeeën; zij hielden raad en waren zeer ongerust en
zenuwachtig, omdat Judas nog niet bij hen terug geweest was (Mt.
26, 3-4).
Ik zag bij vele goede mensen in Jeruzalem grote droefheid;
zij zullen dus van leerlingen wel de uitlatingen van de Heer
vernomen hebben. Ik zag Nikodemus, Jozef van Arimatea, de
zonen van Simeon en anderen zeer treurig, hoewel zij nog gans
onder de Joden leefden, zonder de omgang met hen te vermijden.
Ook Veronika zag ik in haar woning van droefheid overstelpt; ik
zag haar, handenwringend, in haar huis her en derwaarts gaan;
haar man vroeg haar waarom zij zo treurig was. Haar huis stond
in de stad, midden tussen de tempel en de Kalvarieberg.
Fascikel 28
3289