background image
Jezus wandelde met zijn gezellen de Olijfberg om, ging door het
dal van Josafat (Kedrondal) en tot tegen de Kalvarieberg, heen en
terug, en ondertussen hield Hij niet op te onderrichten.
Tot de apostelen sprak Hij ondermeer, dat Hij hen tot
nog toe had gevoed met zijn brood en zijn wijn, doch
dat Hij hun vandaag zijn vlees en zijn bloed wilde
geven. Alles wat Hij bezat wilde Hij hun nu geven en
nalaten.
Onder deze woorden had de Heer zulk een
ontroerend voorkomen, dat Hij zijn binnenste uit te
storten en er naar scheen te smachten zich uit liefde
geheel aan hen te geven5.
Zijn gezellen begrepen Hem niet; zij meenden dat Hij van het
paaslam wilde spreken. Het is onmogelijk in woorden te
vertolken hoe liefdevol en geduldig Hij zich toonde in
zijn laatste toespraken te Betanië en hier op de weg.
De heilige vouwen kwamen later in het huis van Maria Markus
aan.
De 7 leerlingen die de Heer in het begin naar Jeruzalem gevolgd
waren, maakten die wandeling niet mee, maar begaven zich
5 Scheen zich uit te storten.
Ter vergelijking:
”Jezus sprak tot Zr. Jozefa Menendez van zijn liefde voor de zielen en
dicteerde haar ook zijn lijdensoverwegingen ’met zulk een vurigheid, dat Hij
zijn Hart scheen uit te storten’, schrijft zij, ‘en zich in deze uitstorting scheen
te verruimen’. Jezus sprak met zulk een vurigheid, die, zou men gezegd
hebben, zich niet scheen te kunnen bedwingen” (blz. 335).
“Jésus parle avec une telle ardeur, qu’Il semble déverser son Coeur et
se dilater dans cette expansion …”
De zuster bracht, naar gelang Jezus sprak, zijn vlammende woorden op
papier; ze waren slechts door korte tussenpozen onderbroken.
La soeur recueille au vol ces paroles brûlantes, qu’interrompent seuls
quelques instants de silence.” (blz. 380).
Fascikel 29
36