background image
vertrouwelijkheid en nauwste verbondenheid aan te duiden, en
niettemin wilde Hij dat dit een waarschuwing voor
Judas zou wezen, want de latuw ronddelend stak deze
werkelijk zijn hand in dezelfde schotel als de Heer. Vervolgens
zegde Jezus nog: “Wel moet de Mensenzoon
heengaan, gelijk het over Hem geschreven staat, doch
wee de mens door wie Hij verraden wordt. Die mens
ware het beter geweest nooit te zijn geboren.”
Nu waren alle apostelen ten zeerste ontsteld en zij vroegen de een
na de ander: “Heer! ben ik het?”, want allen zagen in dat zij Hem
niet begrepen. Petrus echter boog zich achter Jezus naar Joannes
en met een teken verzocht hij hem aan de Heer te vragen wie het
was, want daar hij vaak terechtwijzingen van Jezus ontvangen
had, was hij vol angst dat de Meester wellicht hem mocht
bedoelen.
Joannes nu lag aan de rechterzijde van de Heer, en daar allen op
hun linkerarm leunden en met hun rechterhand aten, lag Joannes
met het hoofd het dichtst bij Jezus’ borst. Hij kwam met zijn
hoofd nu heel dicht bij Jezus’ borst en vroeg Hem: “Heer, wie is
het?” Toen werd het hem duidelijk dat Judas door Jezus bedoeld
was. Ik zag Jezus niet met de lippen zeggen: “Hij, aan
wie Ik het ingedoopte stuk brood overreik.” (Joa. 13, 26);
ik weet ook niet of Hij het hem zacht toefluisterde.
Doch Joannes begreep alles, toen Jezus het stuk brood met latuw
omwond, in de saus doopte en het met grote liefde overreikte aan
Judas, die juist ook vroeg: “Heer, ben ik het?”
Jezus keek hem vriendelijk aan en gaf hem een
algemeen antwoord. Jezus’ gebaar jegens Judas, dit
aanreiken was een gebruikelijk teken van
vriendschap en vertrouwelijkheid en Jezus gaf hem
dit teken uit oprechte liefde om hem te waarschuwen
zonder hem aan anderen te verraden. Judas echter was
Fascikel 29
47