background image
“Doch nu, zo vervolgde Jezus, moet hij die een reiszak
heeft, deze meenemen, en wie niets heeft, make zijn
kleed te gelde en kope een zwaard, want thans moet
ook dit woord in vervulling gaan: onder de
misdadigers is Hij gerekend geworden. Alles moet
waar gemaakt worden, wat over Mij geschreven
staat!” (Lk. 22, 31-38).
De apostelen namen dit alles op in letterlijke zin, zodat Petrus
Hem 2 zwaarden toonde. Ze waren kort en breed als hakmessen.
Doch Jezus besloot: “Genoeg hierover! komt! laten wij
heengaan!” Toen baden zij de lofzang; de tafel werd op zij
geschoven en zij volgden Jezus naar het portaal of voorzaal (Mt.
26, 30; Mk. 14, 24; Joa. 14, 31).
Hier traden zijn Moeder, Maria van Kleofas en Magdalena op
Hem toe en smeekten Hem dringend niet naar de Olijfberg te
gaan, daar het gerucht liep dat men Hem gevangen wilde nemen.
Jezus echter sprak hun enige troostwoorden toe en
Fascikel 29
68