background image
De bodem daalde zacht in de grot neer en van de overhangende
rots er boven hing zoveel struikgewas vóór de ingang neer, dat
men in de grot niet kon worden bemerkt van buiten uit.
1784.
Toen Jezus van de apostelen scheidde, zag ik een wijde kring van
schrikbeelden opdoemen en zich gedurig nauwer om Hem
toesluiten en Hem van dichterbij omringen. Zijn droefheid en
angst groeiden aan en gelijk iemand die door een
vreselijk onweer achtervolgd wordt, een veilig
onderkomen zoekt, trok Hij zich sidderend in de grot
terug om te bidden. Maar ik zag al die dreigende beelden
Hem in de spelonk achtervolgen en zich immer duidelijker aan
Hem vertonen.
Ach! het was als omvatte die enge grot de gruwelbeelden van alle
ooit bedreven zonden, hun gewicht en hun straf vanaf de val der
eerste mensen tot aan het einde van de wereld toe, want hier bij de
Olijfberg belandden ook Adam en Eva na hun verbanning uit het
paradijs; hier voelden zij voor het eerst de ellende van de
onherbergzame aarde, waarop zij teruggejaagd waren en in deze
grot begonnen de rouw, de vrees en de boete, die hun verder leven
vervulden17.
Ik voelde duidelijk hoe Jezus, terwijl Hij zich prijsgaf
aan zijn aanstaande lijden en zich opofferde aan de
goddelijke Rechtvaardigheid ter voldoening van de
zonden der wereld, zijn Godheid als het ware dieper
terugtrok in de H. Drie-eenheid, om zich uit
17 Hier belandden ook Adam en Eva. – Deze gedachte troffen wij reeds aan
in fasc. 14, nr. 532. Aldaar werd het beeld nog verder uitgewerkt, ofschoon
het hier beter van pas zou zijn gekomen.
Wij zijn niet in staat daar commentaar op te geven, zegden wij in fasc. 14,
maar beide feiten uit de passage in fasc. 14, nr. 532, kan men beschouwen
als zinnebeeldige taferelen die zich in de historische visioenen, die K. nu
beleeft, komen voegen.
Fascikel 29
94