background image
Doch Ik vermaan u, waakt en bidt opdat gij niet in
bekoring komt, want de geest is wel van goede wil,
maar het vlees is zwak.”
1789.
Dit zegde Hij zowel van zichzelf als van hen. Hierdoor wilde Hij
hen aansporen tot volharding en hen tevens wijzen op de strijd
van zijn menselijke natuur tegen de dood en op de oorzaak van
zijn zwakheid op het ogenblik.
Overstelpt van droefheid sprak Hij nog veel meer dan
dit, want Hij bleef ongeveer een kwartier bij hen, alvorens hen
weer te verlaten. Onder het toenemen van zijn angst keerde Hij
nu weer in de grot terug. De apostelen strekten de handen achter
Hem naar Hem uit, barstten los in tranen, omhelsden elkander en
vroegen onderling: “Wat is er toch aan de hand? Wat overkomt
Hem? Hij verkeert in een algehele verlatenheid.”
Vervolgens begonnen zij vol droefheid, na zich het hoofd weer
bedekt te hebben, te bidden.
Al wat tot nog toe geschiedde, duurde ongeveer anderhalf uur,
vanaf het ogenblik waarop Jezus uit het Cenakel naar de Olijfberg
was gekomen.
In de H. Schrift staat er weliswaar dat Jezus zegde: “Hebben jullie
dan geen uur met Mij kunnen waken?”, doch dit is niet in de
letterlijke zin naar onze tijdmaat te verstaan.
De 3 apostelen die bij Jezus gebleven waren, hadden eerst
gebeden, doch waren vervolgens in slaap gevallen, want, ten
gevolge van gesprekken, die gebrek aan vertrouwen verrieden,
waren zij in bekoring gevallen.
De 8 anderen die bij de ingang van de tuin van Getsemani waren
achtergebleven, sliepen al die tijd niet. De angst en droefheid die
de laatste woorden van Jezus kenmerkten, hadden hen te zeer
verontrust; zij dwaalden even rond de Olijfberg op zoek naar een
veilige schuilplaats tegen mogelijk gevaar.
Fascikel 29
103