background image
de smarten van het vleesgeworden Woord, in wie het Leven was,
dat het licht der mensen was, dat in de duisternissen heeft
geschenen en dat de duisternissen niet begrepen hebben.
1801.
Wat hier in dit tafereel aan de zieleblik van de Zaligmaker voorbij
gevoerd werd, was de gemeenschap van de toekomstige heiligen.
Zo stond de Heer en Verlosser tussen
- het smachtend verlangen van de aartsvaders en
- de zegepralende stoet van de toekomstige gelukzaligen.
Deze beide legioenen, zich verenigend, elkanders getal en
volmaaktheid aanvullend en vol makend, vormden om het
minnende Hart van de Verlosser als een schitterende zegekroon.
Dit onuitsprekelijk indrukwekkend gezicht schonk aan de ziel van
de Heer, die aller mensen lijden op zich had genomen, enige
troost en versterking. Hij beminde zijn broeders en
schepselen zozeer, dat Hij met vreugde alle smarten
en pijnen op zich zou hebben genomen, al had Hij
daardoor ook maar een enkele ziel kunnen redden
en winnen22. Daar deze verschijningen betrekking hadden op
wat nog in de toekomst lag, zweefden ze op een zekere hoogte
boven de aarde.
22 Voor één ziel had Jezus dit alles willen lijden, zozeer beminde Hij de
mens. – Een gedachte, een gesteldheid welke de mystieken zich eigen
maakten of kregen van God als een speciale genade.
Wij hoorden Jezus in fasc. 21, nr. 959, reeds zeggen: “indien maar één
schaap gered werd, toch zou de Liefde zich verheugen.”
Bij Jozefa Menendez vinden wij vele zulke aangrijpende verklaringen van
liefde uit de mond van Jezus voor de zielen, ja, voor elke ziel afzonderlijk.
Vandaar dat ook Paulus zegde: “Hij heeft MIJ bemind.”, en iedereen kan
het Hem nazeggen: “Voor mij alleen zou Jezus al dat lijden hebben
willen verduren.”
Fascikel 29
132