background image
1803.
Toen de H. Maagd in het dal van Josafat in de armen van
Magdalena en Salome weer tot zichzelf gekomen was, traden
enkele leerlingen die de krijgsbende zagen naderen, tot de
vrouwen en brachten hen terug naar het huis van Maria Markus.
De vijanden van de Heer volgden een korter weg dan die
waarlangs Hijzelf, van het Cenakel komend, afgedaald was. De
grot waarin Jezus nu had gebeden, was niet zijn gewone bidplaats
op de Olijfberg (cfr. nr. 1817 en fasc. 22, nr. 1047 evenals
voetnoot 552). Deze laatste was verderop gelegen (hoger op de
Olijfberg, zowat 110 m ten zuidzuidwesten van de top van de
Olijfberg of hemelvaartplaats).
Ook in deze laatste heeft Hij vol droefheid met
uitgestrekte armen en over een rots heen geleund,
gebeden op de dag waarop Hij de vijgenboom
vervloekt had. Van zijn gestalte en handen bleven de
sporen in de steen ingedrukt achter. Deze indrukken
waren later een voorwerp van verering, doch men wist niet meer
nauwkeurig bij welke gelegenheid ze ontstaan waren.
Meermalen heb ik zulke indrukken in steen gezien, afkomstig van
profeten uit het Oud Testament, van Jezus en Maria, van enkele
apostelen, van het lichaam van de H. Katarina van Alexandrië op
de berg Sinaï en van enige andere heiligen23. Die indrukken zijn
23 Nota van Brentano. De zienster beschreef ook de gedaante en de kleur
van de rotssteen waartegen Jezus in zijn gebed geleund had; zij wees op
scheuren (of groeven?) in de wand en sprak ook van gedeelten van de rots
die op druipsteen geleken en op nog meer andere bijzonderheden.
Tot hier Brentano.
Nu nog wat over indrukken in rotssteen. In nr. 1815, einde, zal K. sterk de
nadruk leggen op het reëel bestaan van zulke miraculeuze indrukken.
Wij willen er daarom enkele beroemde vermelden:
- Indrukken van Jezus’ knieën op de rotsbodem van de Kedronbeek, te
noemen in nr. 1815.
Fascikel 29
138