background image
vertwijfeling aangegrepen, dat een bloedig zweet over mijn gehele
lichaam uitbrak.
O zondaars, die Mij zo doet lijden, zal dit bloed u het heil en het
leven brengen of zal het voor u vruchteloos gestort zijn en verloren
vloeien?
Hoe zal ik de schrik en foltering beschrijven, die Mij overweldigden
bij het vooruitzicht dat dit bloedig zweet, deze angst, die
doodstrijd voor ontelbare zielen zonder nut zouden blijven? …
Velen zouden niet willen, zouden zich niet laten gered worden en
zouden doorgaan met Mij te beledigen …
en hoe velen zouden mijn liefde, mijn werk en Mijzelf nimmer
kennen? …
Mijn bloed zou vergoten worden voor allen en mijn verdiensten
zouden aan God worden aangeboden voor ieder van hen,
goddelijk bloed, oneindige verdiensten …
en toch! dit alles zonder nut voor ontelbare zielen …” (Zr. Jozefa
Menendez 402, 404).
Over zijn zielestrijd in de Olijfhof openbaarde Jezus aan Margareta-Maria:
“Hier heb ik inwendig meer geleden dan in al het overige van mijn
Passie, want Ik zag Mij gedompeld in de algehele verlatenheid van
hemel en aarde. Ik zag Me beladen met alle zonden van het hele
mensdom.
Ik ben verschenen voor de heiligheid Gods, die, zonder op mijn
onschuld te letten, Mij heeft geslagen in zijn toorn en Mij de kelk te
drinken heeft gegeven, die al de gal en de bitterheid van zijn
rechtvaardige gramschap bevatte.
Hij scheen de naam van Vader te zijn vergeten om Mij te
slachtofferen aan zijn gerechtige woede, om Mij te vernietigen in
zijn toorn.
Geen schepsel kan ook maar BIJ BENADERING of gissing de
hevigheid van de folteringen begrijpen, die Ik toen te verduren
kreeg.” (Vie contempl. 52, juni, 1964).
Wij herinneren er hier nog aan dat Jezus reeds eenmaal in zijn grote vasten
een soortgelijke, misschien minder hevige zielestrijd heeft doorgemaakt, zie
fasc. 11, nr. 338; wij verwijzen ook nog naar fasc. 13, nr. 446.
Fascikel 29
141