background image
niet diep, maar als stomp en aan de oppervlakte, gelijkend op die
welke een hand op een vaste deeg nalaten zou.
Judas en zijn bende.
1804.
Het verraad van Judas viel geheel anders uit dan hij het had
verwacht. Hij wilde het hem beloofde verradersloon verdienen en
in de gunst der Farizeeën komen door hun Jezus in handen te
spelen. Aan een doodvonnis en aan de kruisiging had hij niet
gedacht; dit was geenszins zijn bedoeling; alleen het geld rinkelde
in zijn oren en daarom had hij zich reeds sedert lang met enige
sluwe, valse, spionerende Farizeeën en Sadduceeën in verbinding
gesteld, die hem door vleierij tot verraad trachtten te bewegen.
Judas was het moeizame, lastige zwerversleven van de apostelen
te midden van vervolgingen moede. Reeds in de laatste maanden
had hij zijn misdaad voorbereid door zich bij elke gelegenheid
aalmoezen toe te eigenen; en zijn gierigheid, nog meer geprikkeld
door de vrijgevigheid van Maria Magdalena bij de zalving van
Jezus, bracht hem nu tot het uiterste, het werkelijke verraad.
Steeds had hij gehoopt dat Jezus een aards koninkrijk zou stichten
en dat hij daarin een eervol en winstgevend ambt zou bekleden.
Daar dit Rijk evenwel uitbleef, trachtte hij op een andere manier
rijkdom te vergaren. Wanneer hij de moeilijkheden en
vervolgingen zag aangroeien, vond hij het raadzaam, eer het te
laat was, goede betrekkingen aan te knopen met de machtige,
hooggeplaatste vijanden van Jezus en zich in hun gunst te
dringen. Hij zag Jezus geen koning worden en des te meer indruk
maakten op hem de waardigheid en het aanzien, waarin de
hogepriesters en hun vertrouwelingen en het hoge
tempelpersoneel stonden bij het volk. Hij liet zich daarom meer
en meer in met die onderhandelaars die hem onophoudelijk op
alle manieren vleiden en hem op besliste toon verzekerden dat het
in alle geval binnenkort met Jezus uit zou zijn.
Fascikel 29
142