background image
verraad werden hem dertig zilverlingen ter hand gesteld. Dit
waren dertig tongvormige zilverstukken (cfr. fasc. 6, nr. 167,
voetnoot 360), die aan hun halfrond einde doorboord en met
ringen aan een soort ketting tot een bundel verenigd waren. Op
die muntplaten waren enige tekens geslagen.
Daar zij hem bleven wantrouwen en voort met verachting
bejegenden, dreven de hoogmoed en schijnheiligheid Judas nu
reeds aan om hun het geld aan te bieden als een offergave voor de
tempel, ten einde in hun ogen door te gaan als een rechtvaardig en
onbaatzuchtig man, doch zij weigerden het, omdat het bloedgeld
was, dat in de tempel niet geofferd mocht worden.
Judas was door hun minachting diep gekrenkt en vatte een grote
verbittering op. Zo iets had hij niet verwacht; hij oogstte de
vruchten van zijn verraad reeds in, nog voor het uitgevoerd was;
hij had zich echter reeds te ver met die lieden ingelaten; hij was in
hun macht en kon er zich niet meer aan onttrekken: zij bewaakten
hem streng en verloren hem niet meer uit het oog tot hij het plan
om Jezus te grijpen geheel had uiteengezet. Nadat hij het hun nu
had meegedeeld gingen 3 Farizeeën met de verrader naar een zaal
beneden bij de tempelsoldaten; dit waren niet allemaal Joden;
onder hen waren ook vreemden uit andere rassen. Toen alles
afgesproken en het geschikt geachte aantal soldaten bij elkaar
was, liep Judas met een dienaar van de Farizeeën eerst naar het
Cenakel om te zien en hun te laten weten of Jezus zich daar nog
ophield, waar het gemakkelijk zou zijn Hem gevangen te nemen,
eenvoudig door de poorten te bezetten; hij zou het hun door de
bode laten weten.
1806.
Reeds vroeger, nl. aanstonds nadat Judas het loon voor zijn
verraad had ontvangen, was een van de Farizeeën weggegaan. Hij
was 7 slaven gaan uitzenden om het hout voor het kruis van
Fascikel 29
145