background image
1816.
Ik had Jezus, niettegenstaande zijn zware doodsangst en
bloedverlies op de Olijfberg en niettegenstaande zijn
brandende dorst, nog niet zien drinken, maar nu zag ik Hem
moeizaam even drinken van het water der beek, waarin Hij
neergestoten was en ik hoorde Hem daarbij gewag maken van
een profetie uit de psalmen (Ps. 110, 7), die op dit ogenblik in
vervulling ging. In die passage is er sprake van het drinken uit
een beek onderweg.
Boven op de brug hielden de gerechtsdienaars Jezus in de
beek nog steeds bij het einde van hun lange koorden vast,
doch daar zij de moeite niet wilden doen om Hem eruit op te
hijsen en Hem ook niet naar de overzijde konden laten waden
wegens een oevermuur, zo trokken zij Hem bij de koorden in
de beek terug, gingen dan zelf van de brug naar beneden en
sleepten Hem op zijn rug eruit op de steile oever.
Nu dreven die ellendelingen Hem bij hun koorden voor de
tweede maal over de lange brug, terwijl zij Hem met de
gemeenste scheldwoorden overlaadden, Hem verwensten,
priegelden, sloegen en mishandelden.
Hier, zoals zo dikwijls, schijnt K. wel de juiste toedracht van de zaak weer te
geven.
Quaresmius haalt, ter bevestiging van de traditie getuigen aan: Baronius en
Prins Radzivil, die beweren deze nog volmaakt bewaarde indrukken te
hebben gezien. Hij voegt er aan toe: “Ik weet wel dat sommigen die traditie
voor belachelijk uitmaken, maar ze stellen zichzelf belachelijk aan,
aangezien zulke indrukken niet in strijd zijn met de rede en het feit
bovendien aanvaardbaar gemaakt wordt door een zekere regelmatige vorm
van de indrukken en door de aanbeveling van gezaghebbende personen en
getuigen.” (cfr. Mislin, II, 139, 141, 301).
De val of het neerstorten van Jezus in de beek onder het stoten van de
beulen en de indrukken in de rots worden vermeld door P. Parvilliers, S.J.,
aangehaald door De Géramb, III, aanhangsel, blz. 24.
Ook andere pelgrims vermelden de indrukken, b.v. Dubois, 245; Leroux, 99.
Fascikel 29
170