background image
Hier, vóór het zo juist vermelde klimmen van de straat, is een
dieper plaats, die, wanneer het geregend heeft, dikwijls vol water
en modder staat, en er ligt daar, zoals dit meer het geval is in de
straten van Jeruzalem, die op vele plaatsen ongelijk zijn, een grote
overstapsteen om de straat droogvoets te kunnen oversteken.
Toen Jezus met de zware last van zijn kruis daar aankwam,
begaf Hem de kracht om verder te gaan en toch trokken en
stieten zij Hem onbarmhartig, zodat de goddelijke kruisdrager
over de uitspringende steen in zijn volle lengte plat ter aarde
viel en de kruisvracht van zijn schouders naast Hem neer
gleed. Zijn drijvers vloekten, rukten, sloegen en schopten
Hem. Er ontstond een opstopping in de stoet en een gedrang
rond Jezus.
Te vergeefs strekte Hij de hand uit of iemand Hem
wou helpen: “Ach! het is weldra voorbij”, zuchtte Hij,
en bad, doch de Farizeeën schreeuwden: “Op! drijft Hem op,
anders sterft Hij nog in onze handen!”
Hier en daar ter zijde van de weg stonden wenende vrouwen
met kinderen, die van angst huilden en jammerden.
Met bovennatuurlijke hulp hief Jezus het hoofd weer
op en de helse beulen, in plaats van zijn lijden te verlichten,
zetten Hem hier de doornenkroon weer op.
Na Hem onder mishandeling van de grond te hebben
opgericht, legden zij het kruis opnieuw op zijn schouder en nu
was Hij genoodzaakt zijn gefolterd, gedoornenkroond hoofd
Overstapstenen in de straten waren niet hinderlijk, want lasten werden niet
met wagens of karren door de steden vervoerd, maar op de rug van ezels en
kamelen.
In de straten van Pompeji, een oude Italiaanse stad, die door opgraving
weer te voorschijn kwam, liggen nog steeds sedert de Romeinse tijd van
afstand tot afstand zulke stenen, om het overstappen van de ene kant der
straat naar de andere in regentijd te vergemakkelijken (cfr. Hil. Thans,
Vertellen, III, 178; ook H. L., jg. 1956; Mod. Woordenboek: Overstapsteen).
Fascikel 31
404