background image
Ik herhaal hier wat ik reeds gezegd heb (fasc. 29, nr. 1803, voetnoot 
23 en nr. 1815, voetnoot 30), dat ik dikwijls indrukken, zoals deze hier, 
bij sommige gewichtige gebeurtenissen, in steen heb zien ontstaan 
onder de aanraking van heilige personen.   
Dit is zo waar als het diepzinnig gezegde: “Een steen moet zich 
daarover erbarmen.”  Zo waar ook als dit ander woord: “Zo iets 
maakt indruk.”   
De eeuwige waarheid heeft in haar barmhartigheid nooit de 
boekdrukkunst nodig gehad om aan de nageslachten een getuigenis 
en bewijs van iets heiligs na te laten.  
Terwijl door toedoen van de soldaten die met lansen naast de stoet
gingen, deze weer in beweging kwam, brachten de 2 leerlingen
(nl. Joannes en een neef van Jozef van Arimatea) de Moeder van
Jezus veilig binnen de poort en deze werd achter hen gesloten.
De beulen hadden Onze Heer ondertussen weer overeind
gerukt en het kruis anders op zijn schouder gelegd. De
erboven op gebonden kruisarmen waren min of meer
losgeraakt en een daarvan was naast het kruis in de
touwstrikken naar onder gezonken. Deze arm nu hield Jezus
met zijn hand omvat en zo hing de kruisstam van achter wat
meer naar de grond toe.
Tussen het gespuis dat onder schimpen en jouwen met de stoet
meeliep, zag ik hier en daar enige wenende vrouwen geheel
omsluierd vooruit strompelen.
Fascikel 31
411