background image
haar goddelijk Kind gebaad had en dat op hetzelfde ogenblik zijn
genezing bekwam. (fasc. 7, nr. 178). De barmhartigheid waarmee
zijn moeder de H. Familie toen opgenomen en tegen de rovers
beschermd had, werd toen beloond met zijn genezing, die een
voorspel- en voorafbeelding inhield van de genade die hem nu bij
de kruisiging ten deel viel, nl. zijn zielereiniging in het bad van
Jezus’ bloed.
Dismas was verdwaald en diep gevallen; hij kende Jezus niet.
Daar hij niet boosaardig was en nog veel goed in hem stak, had
hem geweldig het geduld van Jezus getroffen. Terwijl hij daar op
de grond lag, sprak hij voortdurend met zijn kameraad Gesmas
over Jezus.
Zo zegde hij o.m. “Zij gaan met die Galileeër verschrikkelijk te
keer. Wat Hij met zijn nieuwe Wet uitgericht heeft, moet dus nog
een groter misdaad zijn dan de onze, maar Hij heeft een
ongelooflijk geduld en ook een grote macht over alle mensen.”
Gesmas echter antwoordde: “Welke macht heeft Hij? Als Hij de
macht heeft die men zegt, dan zou Hij ons kunnen helpen!”
Zulke en dergelijke woorden wisselden zij met elkander.
Terwijl men nu het kruis van Jezus nog aan het oprichten was,
kwamen gerechtsdienaars hen halen en trokken hen nu opwaarts
mee naar de gerechtsplaats met de woorden: “Kameraden, de
beurt is aan u!” Men maakte de dwarsbalken van hun nek los en
ging daarbij haastig te werk, want de zon begon te vertroebelen en
er was een beweging in de natuur alsof een groot onweer op
handen was.
De beulen plaatsten nu de ladders tegen de reeds opgerichte
kruisstammen en maakten de gebogen dwarsbalken daaraan vast.
Met een diepe sponning (= gleuf waarin iets sluit; groef die wordt
aangebracht in een plaat of een stijl om er een ander stuk in te klemmen)
werden ze boven op de stam ingevoegd en met een houten pin
Fascikel 31
472