background image
een andere poort (nl. de Bethlehemspoort, zowat 100 m ten oosten
van de plaats waar zich nu de Jaffapoort bevindt).
De Kalvarie- en Bethlehemspoort liggen van alle stadspoorten wel
het dichtst bij elkaar; hun afstand is niet groter dan die tussen de
burgpoort en de Lüdinghauserpoort hier in Dülmen.
(Volgens een kaart van Dülmen kan die afstand geschat worden op 
300 m en dit is ook ongeveer de afstand tussen de 2 nabije poorten in 
Jeruzalem).   
Uit de nabije poort (van Bethlehem) leidt de weg westwaarts in
het dal. (Hogerop heeft Katarina het genoemd: ‘dal van Gihon’,
zie nr. 1917, voetnoot 113; het is de bovenloop van het
Geënnomdal, dat zich spoedig naar het oosten wendt langs de
zuidkant van Jeruzalem). Dan slaat de weg links af meer in
zuidelijke richting naar Bethlehem toe.
Buiten de Kalvariepoort, waardoor Jezus uit de stad geleid werd,
scheidt zich aanstonds een weg af, die rechts in noordelijke
richting loopt en weldra met een westwaartse wending Kalvarië
torens teruggevonden een 300-tal meters ten zuiden van Kalvarië in het stuk
muur dat liep van west naar oost, nl. uit de buurt der huidige Jaffapoort
oostwaarts tot tegen de tempelpleinmuur.
In geval ze in Jezus’ tijd nog bestonden, waren ze links zichtbaar voor wie uit
de Efraïmpoort kwam. Deze muur en torens hadden behoord tot de eerste
stadsmuur van Salomo; zie grote kaart 3 en schets hierbij.
In deze muur, die over een lengte van 120 m teruggevonden werd, lag ook
de ‘OUDE’ Efraïmpoort en aan de voet van een der 2 vermelde torens was
in de muren ook een sluippoort, waardoor men in de noordelijke dwarsvallei
kon afdalen.
Katarina noemt zo’n kleine poort als gelegen nabij de Hoekpoort;
zij zal er nog een aanduiden bij de Kalvariepoort en uit de archeologie
kennen wij een sluippoortje 100 m ten oosten van de Bronpoort bij de Siloë-
of de Bethesdavijver. Ook op dit punt is Katarina dus betrouwbaar.
Zulk een sluippoort diende om in en uit de stad te geraken op uren en tijden
dat de grote stadspoorten gesloten waren, of om tijdens belegeringen
mondbehoeften binnen te smokkelen of onopgemerkt uit de stad te vluchten.
Fascikel 31
576