background image
De christelijke traditie betreffende het H. Graf van Jezus, zo wordt 
gezegd in Dictionnaire de la Bible, Sépulchre, k. 1652, heeft de juiste 
plaats van dat graf nooit uit het oog verloren; ze gaat zelfs terug tot de 
eerste dagen na Jezus’ dood.   
Op paasmorgen, na de sabbat, bij het aanbreken van de eerste dag van 
de week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria het graf 
bezoeken (Mt. 28, 1: Mk. 16, 1; Lk. 24, 1; Joa. 20, 1).   
De herinneringscultus is één van de sterkste en intiemste behoeften van 
het menselijk hart en gemoed en wel bij alle volken.   
Deze eigenschap was evenwel bij de Joden buitengewoon ontwikkeld.   
Dit blijkt overvloedig uit de H. Schrift.   
Herinneringstenen werden voor elke bijzondere, vooral godsdienstige 
gebeurtenis opgericht en later ging men nog op zulke plaatsen bidden 
en God vereren en danken.  Soms werden het echte bedevaartplaatsen.  
De H. Schrift en ook Katarina noemt er meerdere.   
 
Slechts een paar voorbeelden uit de H. Schrift.   
Jakob richtte te Betel een gedenksteen op tot een heiligdom ter 
herinnering aan Gods verschijning en belofte (Gen. 28).   
Treffender is het volgende geval:  
Na de doortocht door de Jordaan gebood God zelf aan Josuë:  
“Kies uit het volk 12 mannen, één uit iedere stam en beveel hun:  
Neemt ieder midden uit de Jordaan …  12 stenen en richt ze op ter 
plaats, waar gij hedennacht zult kamperen …   
Josuë voerde dit bevel uit en sprak verder tot de dragers van de 
stenen: “Dit opdat die stenen u tot teken zouden zijn.  Wanneer dan 
later uw zonen vragen: “Wat beduiden die stenen?” zult gij hun 
antwoorden: “Omdat het water van de Jordaan ophield te vloeien 
om u een doortocht te verlenen; om u daaraan te herinneren zijn die 
stenen daar geplaatst tot een altijddurend gedenkteken voor Israëls 
kinderen.”” (Jos. 4, 1‐7).   
Dit of iets dergelijks deden de Joden met alle plaatsen die door een 
blijk of teken van Gods almacht en liefde gekenmerkt werden.   
Fascikel 32
593