background image
(zie een woord over kleine poorten nabij de grote poorten in fasc.
31, nr. 1970, voetnoot 158). Zij zeiden tot de H. Maagd, tot
Magdalena, Joannes en hun gezellinnen, die nog op Kalvarië
wilden gaan bidden en enige daar achtergelaten voorwerpen
wilden halen, dat men voor hen, zodra zij zouden aankloppen, die
kleine poort zou opendoen, en daarna ook de poort van het
Cenakel.
De bejaarde zuster van de H. Maagd Maria Heli, werd door Maria
Markus en de andere vrouwen naar de stad begeleid. De
werklieden van Jozef van Arimatea en van Nikodemus keerden
ook nog naar de Kalvarieberg terug om hun achtergelaten
gereedschappen te halen.
De soldaten voegden zich bij de troep die de poort bewaakte, waar
Jezus door gegaan was. Kassius nam zijn lans en reed naar
Pilatus; hij meldde hem alles wat hij had meegemaakt en beloofde
tevens een trouw verslag bij hem uit te brengen van alles wat
verder gebeuren zou, indien hij deel mocht uitmaken van de
grafwacht. Zoals hij immers had vernomen, zouden de Joden de
landvoogd om een wacht bij het graf komen vragen. Met een
geheime schrik hoorde Pilatus het verhaal van Kassius aan; hij
behandelde hem als een dweper en beval hem, uit bijgelovige
vrees en afkeer, de lans, die hij nabij de landvoogd had geplaatst,
buiten de deur te zetten.
1991.
Toen de H. Maagd en haar gezelschap met hun gerei terugkeerden
van Kalvarië, waar zij ook nog geweend en gebeden hadden,
zagen zij een troep soldaten met een fakkel in hun richting komen.
Zij weken uit aan weerskanten van de weg en lieten de troep
tussen hen door voorbij stappen. De soldaten togen naar de
Kalvarieheuvel, waarschijnlijk om de kruisen nog vóór de sabbat
weg te ruimen en in de grond te stoppen. Zij trokken de H.
Vrouwen voorbij en deze zetten dan hun weg voort naar het
poortje van Nikodemus (waarschijnlijk bij de Efraïmpoort).
Fascikel 32
635