background image
Op dit ogenblik – het was nu volkomen donker geworden –
werden ook Lazarus, Marta, de weduwe van Naïm Maroni, Dina
de Samaritaanse en Mara (Maria) de Sufanitische binnengelaten.
Zij hadden hun sabbat (oefening) te Betanië gehouden en waren
dan naar hier gekomen. Lazarus begaf zich in het Cenakel bij de
mannen en de vrouwen bij Maria. Onder tranen vertelden de hier
aanwezige vrouwen aan de aangekomen vriendinnen de dood en
de begrafenis van de Heer en ook deze laatste konden hun tranen
niet weerhouden179.
Het was ondertussen laat in de avond geworden en Jozef van
Arimatea verliet met enige leerlingen en H. Vrouwen, na van de
blijvenden afscheid genomen te hebben, het Cenakel; zij keerden
bang en treurig in het donker huiswaarts.
De in het Cenakel gebleven vrouwen zonderden zich nu af in de
slaapcellen die rondom aangebracht en met schutsels gevormd
waren. Zij hingen een lange doek over hun hoofd en bleven nog
179 Nota van Brentano in verband met de vrouwen die hier van Betanië
komen:
“Volgens de mededelingen van de zuster woonden deze vrouwen sedert
enige tijd te Betanië, waar Marta een vereniging had gesticht voor vrouwen
die Jezus behulpzaam wilden zijn en zijn werk wilden helpen bevorderen; zij
zorgden speciaal voor de herbergen, waar de leerlingen en Jezus zelf
onderhoud en onderkomen konden vinden op hun missietochten.
Ook hadden zij tot taak de armenkas te beheren en de uitdeling van de
aalmoezen te regelen.
Maroni was de naam van de weduwe van Naïm, wier zoon Martialis door
Jezus in zijn tweede jaar openbaar leven op 18 Markeswan of 18 november
van de dood opgewekt was (fasc. 20, nr. 867, ev.).
Herhaaldelijk heeft de zuster verklaard dat Maroni de dochter was van een
broer van de vader van Petrus. Haar eerste man was de zoon van Rode,
een zuster van Elisabet, die allebei de dochters waren van een zuster van
de moeder der H. Anna.
Als die eerste man van Maroni kinderloos gestorven was, is zij met Eliud,
een nauwe verwant van de H. Anna, in het huwelijk getreden en is zij met
hem van Kislot-Tabor, waar de familie van Rode woonde, naar het naburige
Naïm gaan wonen; hier verloor zij haar tweede man (cfr. Familieboom in
fasc. 1, nr. 10; fasc. 19, nr. 829 en verder in dit werk, nr. 2205).
Fascikel 32
637