background image
zich beslist bij de leerlingen aan. Met 2 andere soldaten die zich
eveneens onder het kruis bekeerd hadden, behoorde hij tot de
eerste massa dopelingen op Pinksterdag.
2010.
Ik zag Longinus en die 2 soldaten nu in witte klederen naar hun
vaderland terugreizen en daar in een niet vruchtbaar gewest als
landlieden leven187. De grond was er gedeeltelijk moerassig,
gedeeltelijk steenachtig. Het was in de nabijheid van een grote
stad. In dat land zijn de 40 heilige martelaren gedood.
187 Longinus en zijn gezellen woonden volgens K., op een vlakte, op een
hoogvlakte in een bergstreek.
Hun vaderland was Kappadocië, in het binnenland van Klein-Azië.
Dit binnenland tussen bergketens (nl. van de Pontus in het noorden en van
het Taurusgebergte in het zuiden) bestaat in uitgestrekte, min of meer
heuvelachtige hoogvlakten of steppen die, waar ze niet met zout doortrokken
zijn, als weideland gebruikt worden.
Waar kunstmatige bevloeiing toegepast wordt, verandert op sommige
plaatsen de steppegrond in vruchtbaar bouwland (Aardrijkskunde, Leerboek
- Géographie universelle V, 43). Er zijn zoutmeren zonder afloop naar de
zee; uitgestrekte gewesten zijn wegens hun zoutgehalte onvruchtbaar.
Hiermee zal wel het gezegde van K. verband houden, nl. dat het landschap
niet alleen onvruchtbaar, maar ook moerassig is. Meer bepaald is
Kappadocië een herdersland, hooggelegen met nogal koud klimaat. Toch
bezit het land zeldzame vruchtbomen en brengt ook een weinig graan voort.
Longinus, zegt K. nog, woonde bij een kleine stad, nl. Caesarea, in de
oppervallei van de Halysrivier en aan de noordzijde van de Argeüsberg.
Longinus stierf in of bij deze stad die nog heden een aanzienlijke
handelsstad is (25.000 inwoners) met een bisschopszetel.
De H. Basilius is er geboren, werd er later ook bisschop en stierf er in 379
(cfr. Géographie universelle V, 50).
In dat land stierven de 40 martelaren, zegt K. De stad waar zij stierven is
Sebaste, 46 uren ten noordoosten van Caesarea.
Hun feest valt op 9 maart en dat van Longinus op 15 maart.
Fascikel 32
671