background image
Een onuitsprekelijk geluk en zaligheid overstroomde nu al die
zielen, die de Verlosser begroetten en aanbaden, terwijl de
geboeide boze geesten gedwongen waren hun smadelijke
nederlaag voor al die zielen te bekennen.
Uit hen zond de Heer er een aantal naar de aarde om daar met hun
lichaam uit het graf op te staan, met dit lichaam zichtbaar te
verschijnen en getuigenis van Hem af te leggen. Dit was het
ogenblik waarop te Jeruzalem zo vele doden uit hun graf
opstonden. Zij schenen mij toe als wandelende lijken en legden
hun lichaam weer in de aarde neer, zoals een gerechtsbode zijn
mantel aflegt, zodra hij de bevelen van zijn overheid heeft
uitgevoerd, (cfr. fasc. 31, nr. 1950 en nr. 1957 alsook fasc. 32, nr.
2021 – zie verder).
2016.
Ik zag nu de zegestoot van de Heer in een dieper gelegen sfeer
binnendringen, in een soort zuiveringsplaats, waar zich de
deugdzame heidenen bevonden, die de waarheid vermoed en er
naar verlangd hadden.
Er waren boze geesten onder hen, want zij hadden afgodsbeelden.
Ik zag hoe die boze geesten genoodzaakt waren hun bedrog te
bekennen en hoe de zielen met een vreugde die mij ontroerde, de
Heiland hulde brachten.
Ook hier werden de duivelen geboeid en verder meegedreven.
Ik zag de triomfstoet van de Verlosser met grote vlugheid door
nog allerlei verblijven trekken, waar Hij overal de zielen
bevrijdde en onbeschrijfelijk geluk aanbracht en veel deed, doch
in mijn lijden en ellende kan ik het onmogelijk allemaal verhalen.
***
Tenslotte zag ik Hem ernstig en met grote majesteit tot het
centrum van de onderwereld naderen, ik bedoel de hel.
Fascikel 32
687