background image
het anker werpen. Zij hadden voor het werk hun bovenklederen
afgelegd en slechts een lendendoek behouden en een soort
manteltje dat hun bovenlijf bedekte (het volksscapulier), en nu
wilden zij juist hun bovenklederen terugnemen om een weinig te
rusten. Maar zij bemerkten achter het oeverriet230 een gestalte –
230 Wat de plaats van de miraculeuze visvangst betreft, onze K. wijkt af van 2
verschillende, niet al te oude en onzekere tradities.
Zo werd het wonder van die visvangst en Petrus’ aanstelling tot Opperhoofd
der Kerk (zie nr. 2084) verbonden aan Tiberias zelf, doch ook aan Tabiga.
1) Wat Tiberias betreft, wanneer K.’s aanwijzingen juist zijn, wat wij
veronderstellen, is de onjuiste traditie begrijpelijk, daar wij bij haar zien
dat Tiberias het uitgangs- en het terugkomstpunt was van de
visvangstvaart.
Het heiligdom dat te Tiberias aan dit wonder en het primaat van Petrus
herinnert, is reeds oud en het eigendom van de paters Franciscanen.
Naast deze kerk, bij het strand van het Meer, aan de noordkant van de
stad, hebben zij ook een hospitium. De kerk is 24 stappen lang en 12
stappen breed; ze is toegewijd aan de H. Petrus. Haar absis heeft van
buiten de vorm van een scheepskiel ter herinnering aan de boot van
Petrus. Binnen is de kerk laaggewelfd en heeft kleine vensters.
Onder de ingangpoort staat een bronzen beeld, dat een reproductie is
van het vermaarde standbeeld van de H. Petrus te Rome; het werd aan
de kerk geofferd door de tweede bedevaart van boetvaardigheid in 1883
(cfr. Guide, 578).
2) Een tweede traditie wijst de 2 hier besproken belangrijke gebeurtenissen
aan bij de kust van het Meer te Tabiga. Naast het Meer, dicht bij het
water bemerkt men onder het struikgewas, zo schreef L. Heidet in 1926
een geëffende rots, waarvan de randen uitgehouwen zijn tot een trap
(Suppl. D.B. Béatitudes).
Dit effen rotsvlak, door de Pelgrims ‘Mensa Christi’ geheten, omdat
Christus daar aan zijn leerlingen brood en vis te eten gegeven zou
hebben, vormt nu de vloer van het in 1933 gebouwde Sint-Petruskerkje.
Dit rotsvlak vormt één stuk met een trap die naar het water afdaalde en
diende om de boot te bereiken en te bestijgen. Reeds hebben wij deze
bijzonderheid vermeld in de beschrijving van heel het gewest
Gennezaret in fasc. 19, hoofdstuk XII, Vaderland van Jezus – voor nr.
856.
Twee onzekere en verschillende tradities kunnen het niet halen tegen de
nauwkeurige aanwijzing van onze zienster.
Fascikel 33
812