background image
2145.
Van bij het Cenakel naar de vijver Bethesda toe waren
verscheidene afdaken of schuren, tenten en openbare herbergen,
waar feestpelgrims overnachtten en hun lastdieren stalden. Velen
lagen er nog te slapen, maar anderen, uit hun slaap gewekt, waren
aan de genade van de H. Geest deelachtig geworden, want in de
gehele natuur was een algemene beweging geweest. Vele goede
mensen hadden een inwendige verkwikking ontvangen, maar de
bozen voelden schrik, waren vol angst en nog meer verstokt dan
vroeger.
De meeste pelgrims die in de wijk, waar de ontluikende Gemeente
haar verblijf had, herbergden, kampeerden hier reeds sedert
Pasen257, omdat de grote afstand van hun woonplaatsen de heen-
en terugreis tussen Pasen en Pinksteren onmogelijk maakte.
Dezen nu waren door alles wat zij gehoord en gezien hadden,
beter op de hoogte van het leven der leerlingen en hun bijgevolg
meer genegen dan vele anderen.
Toen nu dus de uitgezonden leerlingen op hen toetraden en hun
vreugdig verkondigden dat zo juist de Belofte van de H. Geest in
257 Kampeerden hier reeds sedert Pasen. – Hoewel de Wet voorschreef
driemaal in het jaar naar het Heiligdom van Jahweh te gaan (Ex. 34, 23-24;
in de eerste eeuwen na de Uittocht uit Egypte was dit de tabernakel, daarna
de tempel) voldeed men toch volgens een ruimer wetsverklaring door één
bedevaart, vooral als de tempel eenmaal te Jeruzalem gebouwd was, omdat
nu voor velen de afstand te enorm geworden was voor 3 bedevaarten in het
jaar. Nochtans bleven vele vrome Joden getrouw aan het oorspronkelijk
gebruik om de tempel op de 3 hoogfeesten te bezoeken.
Voor zulke Joden uit het buitenland had het geen zin tussen Pasen en
Pinksteren naar hun huis terug te keren. In Hand. 2, 11 zien wij uit welke
verre streken vele van die Joden gekomen waren: uit Partië, Medië, Elam,
Mesopotamië, Kreta, enz.
Ook zijn de oosterlingen volstrekt geen gehaaste en tijdgierige mensen.
Over oosterse pelgrimerende christenen schreef De Géramb in 1832 uit
Jeruzalem: “Vele pelgrims brengen de vasten te Jeruzalem door en zullen
eerst na de paasfeesten huiswaarts keren.”
Fascikel 34
922