background image
De huiden werden aan een leerlooier ter bereiding toevertrouwd.
De mensen ontvingen ook deksels en wollen stoffen tot klederen
en ook brood. Van alles werd uitgedeeld. Bij dit werk heerste
een voortreffelijke orde en regelmatigheid: de vrouwen ontvingen
hun aandeel door vrouwen en de mannen door mannen (cfr. Hand.
4, 34-35).
De meeste dezer mensen waren zulke die hier uit alle gewesten
gekomen en pas sedert Pinksteren met de Gemeente verenigd
waren; velen spraken vreemde talen en verstonden elkander niet,
maar de apostelen verstonden ze allen (cfr. Hand. 2, 5-11).
Nochtans deelden zij hun goed met grote liefde aan elkander mee.
Maar ik zag ook dat Petrus de apostelen Tomas, Filippus en
Mattias met Eremenzear, Silvanus van Sikar en Selam van Kedar,
naar Samaria, Tebez (berg), Tiberias en de omstreken van die
plaatsen uitzond, om de vrienden die daar teruggehouden waren,
te troosten en hun de staat van de Gemeente bekend te maken;
immers, het gerucht was tot daar doorgedrongen dat Petrus en
Joannes gekerkerd waren, (maar nog niet de tijding van hun
bevrijding). Zij moesten die verwijderde gelovigen ook in het
geloof versterken en zieken genezen.
2178.
Middelerwijl waren de 6 apostelen in de kerk van Bethesda
klaargekomen met de voorbereiding van de nieuw-gedoopten op
het ontvangen der H. Communie en zij maakten nu de nodige
toebereidselen aan het altaar. Ik zag hen uit het altaar (dat ook tot
kast diende) een schuifplank trekken en daarop een rode stof
uitspreiden en hierop nog een witte doorbroken, (als kant
doorzichtige) dwaal (= witlinnen doek over het altaar; altaarkleed)
leggen, en tenslotte in het midden hiervan nog een derde, kleiner
witte doek openvouwen.
Deze deed mij denken aan de corporale (= rooms-katholiek
gewijde doek waarop de hostie en de kelk tijdens de mis zijn geplaatst;
uitvouwbare linnen doek waarop tijdens de eucharistieviering kelk,
Fascikel 34
962