background image
Suppl. D.B., Assomption. Hij verdedigt de traditie met een overvloed
van getuigenissen, doch, al waren ze nog honderdmaal talrijker, wij zien
toch dat geen enkele verder gaat dan het midden der 5e eeuw. Dat zo’n
traditie geen absolute waarde heeft, is aangetoond in VOORREDE, nr. 13,
fasc. 9. Bovendien is dit oudste getuigenis nog ontleend aan het
apocrief geschrift ‘De transitu beatae Mariae’: De dood van Maria.
Juist om dit stilzwijgen van 5 eeuwen loopt b.v. Le Camus in zijn boek
‘Les sept Eglises’, blz. 136 niet hoog op met de traditie van Jeruzalem,
“waarover”, zo zegt hij, “400 jaren lang gezwegen werd, en waarvan
Epifanius, Hiëronymus en andere geleerden uit die eeuwen niets
schijnen af te weten.”
***
Dit zwak punt van de Jeruzalemse traditie wordt als volgt uitvoeriger
aangetoond door Dr. M. Dierickx, S. J. in het tijdschrift ‘De Standaard
van Maria’, 38e jaargang, 1962, juli augustus, blz. 176: Er zijn verschillende
reisverhalen bewaard van pelgrims die na de bevrijding van de Kerk in
313 het H. Land bezochten; niemand van hen spreekt van een graf of een
huis van Maria te Jeruzalem.
Eusebius van Cesarea, omstreeks 265 in Palestina geboren, sinds 313
bisschop van Cesarea en in 340 gestorven, kent niets dergelijks. De
vermaarde pelgrim van Bordeaux in 333 of de H. Cyrillus, bisschop
van Jeruzalem, + 386, evenmin.
De bedevaartster Aetherea, die omstreeks 385 of 392 Palestina
bezocht en een kleurrijk verhaal van haar hele bedevaart heeft
nagelaten, vermeldt 3 kerken op de berg Sion, maar geen huis van
Maria noch een graf van haar te Jeruzalem.
Eucherius, die waarschijnlijk nog tot de 4e eeuw behoort en een werk
schreef over Jeruzalem, spreekt evenmin over een graf van de H.
Maagd.
De H. Epifanius (315 403), die uit de streek van Jeruzalem stamt en
daar minstens 40 jaren heeft doorgebracht, en de H. Hiëronymus die
van 386 tot 420 in het nabije Bethlehem heeft geleefd, hoewel zij
zich in de hoogste mate in de heilige plaatsen interesseerden,
kennen geen dergelijk graf.
Fascikel 34
16