background image
Petrus zonderde zich nu af, als had hij een geestelijke oefening,
een overweging te doen (cfr. Hand. 9, 9). Wellicht was dit een
voorbereiding, want hierna zag ik dat men het altaar plaatste vóór
de bidplaats van Maria, waar haar kruis stond.
(Het altaar wordt gezet vóór of buiten het gordijn, dat de bidplaats 
met het kruis afsloot van het woonverblijf; zie schets in fasc. 34, nr. 
2197 – alsook hiervoor).   
Aan dit altaar verrichtte Petrus nu een godsdienstplechtigheid; de
overigen hadden zich in rijen achter hem geschaard en zij baden
en zongen in koor. De H. Vrouwen stonden meer achteruit tegen
de rugzijde van de haardmuur en tegen de 2 deuren (links en
rechts van de haardmuur).
De eenvoudige dienstknecht van Tomas was hem van uit het verre
land, waar de apostel zich het laatst had opgehouden, naar hier
gevolgd41. Hij had de trekken van een geheel vreemd ras; hij had
kleine ogen, ingedrukt voorhoofd, platte neus en hoge (of
vooruitspringende) kaakbeenderen. Zijn kleur was iets bruiner
dan in dit land hier. Hij was gedoopt, doch overigens nog
onwetend; hij was gewillig en volgzaam als een kind.
Hij gehoorzaamde aan ieder bevel; hij bleef staan waar men hem
41 Tomas’ dienstknecht. – K. heeft hem reeds vermeld in nr. 2226.
Hier zegt zij er meer over.
Tomas heeft hem meegebracht, zegde ze ginds, uit het land van de verst
wonende der H. Driekoningen (Medië, ten zuiden en zuidoosten van de
Kaspische Zee). Maar uit wat zij verder over die man zegt, bracht hij hem
van nog verder mee; hij kwam uit de richting van het land van de verst
wonende koning. Zij zal immers in nr. 2278 zeggen: “Uit het verre land
boven Baktrië (dat zelf ten oosten van de Kaspische Zee lag), bracht Tomas
de dienaar mee, die ik zo uitheems, vreemd, slaafs, deugdzaam en
gehoorzaam zag.
Hier beschrijft K. zijn gelaatstrekken, die dezelfde zijn welke zij toekende aan
de Kalmoeks in fasc. 17, nr. 665, voetnoot 315. Op grond van de laatste,
zeer interessante nota kunnen wij besluiten dat Tomas hem zou
meegebracht hebben uit Midden-Azië ten noorden van het Altaïngebergte of
zelfs nog hogerop uit Tartarije, zie kaart fasc. 18, nr. 735, voetnoot 363
(alsook hierna).
Fascikel 35
110