background image
(De auteur van het artikel geeft er 4, geheel verschillend in
lengte, inhoud en betekenis; dus alle onbetrouwbaar en
onzeker; onnodig er ook maar een van over te nemen; bedoeld
is het artikel in ‘De Bode van het H. Hart’, 1953).
b) Eveneens op het altaar vindt men een schilderij van Onze-
Lieve-Vrouw met het Kindeke Jezus.
De schilderij zou één van de 7 portretten zijn of beter
afbeeldingen van de Moeder Gods, die door de H. Lukas
geschilderd werden en Tomas zou deze kopij naar Indië
gebracht en als zijn dierbaarste schat steeds bij zich gehouden
hebben.
De schilderij in rood, blauw en goud is op hout.
Op een afstand schijnt ze zeer goed bewaard, maar ze van
dichtbij bekijkend ziet men dat de verf op verschillende
plaatsen gebarsten en op andere plaatsen helemaal verdwenen
is. Men wijt dit aan de verberging van het beeld onder de
grond in onveilige tijden.
Men vertelt dat een bisschop van Malypore eens een schilder
ontbood om de beschadigde plaatsen bij te werken.
Toen deze beweerde dat hij de schilderij wel opknappen kon,
maar evengoed een veel betere kon schilderen en reeds de
borstel ter hand nam om er mee te beginnen, hij met blindheid
geslagen werd. (Let op het woord: ‘Men vertelt’).
Op het einde van de voorgaande eeuw trachtte men opnieuw de
beeltenis te retoucheren, maar na herhaalde pogingen moest
men het opgeven, daar alle verf ogenblikkelijk van het beeld
afrolde, precies of het kwikzilver was.
“Die namiddag”, zo besluit de pelgrim-artikel-schrijver zijn
relaas, “is het mij duidelijk geworden dat Sint-Tomas zeer
innig verbonden is met het leven van de christenen in Zuid-
India, vooral in het leven van hen die zo fier zijn op de naam
van Tomaschristenen.”
***
Fascikel 36
237