Hier trokken Joakims knechten zich terug, nadat men hun
offeranden in ontvangst had genomen38. Ook bij Maria’s
opdracht hadden zij de woningen dier tempeldienaren bezocht39.
Joakim echter begaf zich naar de zaal waar zich het waterbekken
bevond en de offerdieren gereinigd werden40.
38 Tempelherberg. – Wat tempelbijzonderheden betreft, wij moeten doen
opmerken dat wij nu nog 16 jaren vóór de geboorte van Christus zijn.
Gezien de woorden van de Joden bij Joannes: “Men heeft 46 jaren aan de
tempel gewerkt”, (Joa. 3, 20), kan men nog nauwelijks met de vernieuwing
begonnen zijn.
Welnu, noch gewijde, noch profane schrijvers hebben ons een beschrijving
van de 2e tempel nagelaten. Uit Ezekiël 40, 38 kan men afleiden dat de
wasplaats der offerdieren aan de noordkant van de slachtplaats was en deze
aan de noordkant van het altaar.
De tempelherberg met vijver op de binnenplaats of voorhof lag waar men nu
de Bethesda-vijver meent teruggevonden te hebben.
Ons inziens zal dit eerder een overblijfsel van die herberg zijn.
In de nabijheid had Anna een huis, waar de dieren gestald werden, als zij
naar Jeruzalem ten tempel kwam. Nu staat er de Sint-Annakerk.
Vandaar dat Maria’s ouderlijk huis door velen daar gelokaliseerd wordt.
De woningen van de tempeldienaren schijnen volgens nr. 65 hoger op de
heuvel Bezeta gelegen te hebben.
De belediging van Joakim schijnt in de zuidelijke kamer van de
tempelvestibule plaats gehad te hebben. We zullen later terugkomen op de
vraag of daar leken konden komen. Aan ieder eind der vestibule was een
ruime kamer. Het is niet ongerijmd te veronderstellen dat naderhand daar
de tafels geplaatst werden, die Salomon aanvankelijk voor het Heilige had
laten maken (II Par. 4, 8).
Volgens K.E. zou de middenplaats met haar katheder (= spreekgestoelte;
vooral de leerstoel van een hoogleraar) en ronde banken tot leerplaats
gediend hebben, niet voor iedereen, maar voor aanzienlijker, bevoorrechte
personen.
39 De juiste plaatsen zijn niet met zekerheid aan te duiden.
Zie hierboven voetnoot 38.
40 De juiste plaatsen zijn niet met zekerheid aan te duiden.
Zie hierboven voetnoot 38.
Fascikel 1
73
|