8. En de tweede engel blies de bazuin, en er werd iets als een grote berg, brandend van vuur,
in de zee geworpen, en het derde deel van de zee werd bloed,
9. en het derde deel van de schepselen in de zee, die leven hadden, stierf, en het derde deel
van de schepen verging.
10. En de derde engel blies de bazuin, en er viel een grote ster, brandend als een fakkel, uit de
hemel, en zij viel op het derde deel der rivieren en op de bronnen der wateren.
11. En de naam der ster wordt genoemd Alsem. En het derde deel der wateren werd alsem en
vele van de mensen stierven van het water, omdat het bitter geworden was.
12. En de vierde engel blies de bazuin, en het derde deel van de zon werd getroffen en het
derde deel van de maan en het derde deel van de sterren, zodat het derde deel daarvan
verduisterd werd, en de dag voor het derde deel geen licht had en de nacht desgelijks.
13. En ik zag en hoorde een arend vliegen in het midden des hemels, die met luider stem zeide:
Wee, wee, wee hun, die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen van de bazuin der
drie engelen, die nog bazuinen zullen!
***
Openbaring 9
De vijfde bazuin
1. En de vijfde engel blies de bazuin, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen, en
haar werd de sleutel van de put des afgronds gegeven.
2. En zij opende de put des afgronds en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote
oven; en de zon en het zwerk werden verduisterd door de rook van de put.
3. En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde te voorschijn en hun werd macht gegeven,
gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben.
4. En hun werd gezegd, dat zij aan het gras der aarde geen schade zouden toebrengen, noch
aan enig gewas, noch aan enige boom, maar alleen aan de mensen, die het zegel van God niet
op hun voorhoofden hadden.
5. En hun werd gegeven, dat zij hen niet zouden doden, maar dat de mensen zouden gepijnigd
worden, vijf maanden lang; en hun pijniging was als de pijniging door een schorpioen, wanneer
hij een mens steekt.
6. En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken, maar hem geenszins vinden, en zij zullen
begeren te sterven, maar de dood vlucht van hen weg.
7. En de gedaante der sprinkhanen was als van paarden, die uitgerust zijn tot de oorlog; en op
hun koppen waren kransen als van goud en hun aangezichten waren als aangezichten van
mensen;
8. en zij hadden haar als vrouwenhaar en hun tanden waren als die van leeuwen;
9. en zij hadden borstschilden als ijzeren harnassen en het gedruis van hun vleugels was als het
gedruis van wagens, wanneer vele paarden ten strijde draven.
10. En zij hadden staarten als schorpioenen en angels, en in hun staarten was hun macht om
de mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang.
11. Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds; zijn naam is in het Hebreeuws
Abaddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apollyon.
12. Het eerste wee is voorbijgegaan: zie, nog twee weeën komen hierna.
De zesde bazuin
13. En de zesde engel blies de bazuin, en ik hoorde een stem uit de vier horens van het gouden
altaar, dat voor God staat,
14. zeggende tot de zesde engel, die de bazuin had: Laat de vier engelen los, die bij de grote
rivier, de Eufraat, gebonden zijn.
15. En de vier engelen, die tegen het uur en de dag en de maand en het jaar waren gereed
gehouden, werden losgelaten om het derde deel van de mensen te doden.
16. En het getal der legerscharen van de ruiterij was tweemaal tienduizend tienduizendtallen; ik
hoorde hun aantal.
Fascikel 2
125
|